244
RIJDEN EN BEDIENEN
bestuurders erop te attenderen dat de
auto draait, van rijstrook verandert of
stopt.
Wanneer een aanhanger wordt
getrokken, knipperen de pijlen op de
instrumentengroep ook als de lampen
van de aanhanger doorgebrand zijn.
Controleer regelmatig om u ervan te
verzekeren dat de aanhangerlampen
nog werken.
Rijden op hellingen
Verlaag uw snelheid en schakel naar
een lagere versnelling voordat u een
lange of steile helling afrijdt. Wanneer
u niet terugschakelt, moeten de
remmen zoveel worden gebruikt dat ze
heet kunnen worden en niet meer
goed werken.
De auto kan in stand D (Drive)
trekken. Gebruik een lagere versnelling
wanneer de versnellingsbak te vaak
moet schakelen.
Wanneer u op grote hoogte een
voertuig trekt op steile hellingen,
kookt de motorkoelvloeistof aan een
lagere temperatuur dan op normale
hoogten. Wanneer de motor meteen
wordt uitgeschakeld na het trekken op
grote hoogte op steile stijgende
hellingen, kan de auto soortgelijke
kenmerken vertonen als bij een
oververhitte motor. Om dit te
voorkomen, laat u de motor voordat u
de motor uitschakelt een aantal
minuten draaien terwijl de auto gepar-
keerd staat, bij voorkeur op een vlakke
ondergrond, met de transmissie in de
stand P (parkeren). Wanneer de
waarschuwingslamp voor oververhit-
ting gaat branden, raadpleegt u
Oververhitting van de motor. 0 264.
Parkeren op heuvels
Waarschuwing
De auto op een heuvel parkeren
met de aanhanger erachter gekop-
peld, kan gevaarlijk zijn. Wanneer
er iets verkeerd gaat, kan de combi-
natie gaan rollen. Mensen kunnen
gewond raken en zowel auto als
aanhanger kan beschadigd worden.
Indien mogelijk, parkeert u de
combinatie op een vlakke onder-
grond.
Wanneer de combinatie op een heuvel
moet worden geparkeerd:
1. Druk het rempedaal in, maar
schakel nog niet in de stand P
(Park). Draai de wielen naar het
trottoir wanneer de auto
heuvelop geparkeerd staat of van
het trottoir af wanneer de auto
heuvelaf geparkeerd staat.
2. Laat iemand blokken onder de
wielen van de aanhanger
plaatsen.
3. Wanneer de wielblokken op hun
plaats staan, laat u het rempe-
daal los tot de blokken het
gewicht opvangen.
4. Trap het rempedaal opnieuw in.
Trek vervolgens de parkeerrem
aan en schakel in de stand
P (Park).
5. Laat het rempedaal los.