188
RIJDEN EN BEDIENEN
Starten en bediening
Inrijden nieuwe auto
Voorzichtig
De auto vereist geen uitvoerige
inrijprocedure, maar de prestaties
zullen op den duur beter zijn als u
de volgende richtlijnen opvolgt:
Rijd gedurende de eerste 800
km (500 mi) niet met één
constante snelheid, of dit nu
snel of langzaam is. Rijd niet
volgas weg. Vermijd terug-
schakelen om te remmen of
te vertragen.
Vermijd krachtig remmen
gedurende de eerste 300 km
(200 mi). De nieuwe remvoe-
ringen zijn dan nog niet
ingelopen. Als krachtig wordt
geremd met nieuwe
voeringen, kunnen ze sneller
slijten en moeten ze voortijdig
Voorzichtig
(Vervolg)
worden vervangen. Volg deze
richtlijn steeds op nadat de
remvoeringen zijn vervangen.
Na afloop van de inrijdperiode
kunnen het motortoerental en de
belasting geleidelijk worden
opgevoerd.
Standen contactslot
De auto is uitgerust met Keyless start
met startknop.
Wanneer het voertuig in de buurt
komt van een sterk radioantennesig-
naal dat het afstandsbedieningssys-
teem (RKE) stoort, is het mogelijk dat
de startdrukknop niet werkt. Zie
Centraal vergrendelingssysteem (RKE),
werking 0 27.
Om de P-stand (Parkeren) te verlaten,
moet de auto aanstaan en moet het
rempedaal ingedrukt zijn.
Motor uitschakelen (geen controle-
lampje) : Druk, wanneer de auto tot
stilstand is gekomen, eenmaal op
ENGINE START/STOP om de motor af
te zetten.
De versnellingsbak schakelt automa-
tisch naar P (parkeren).
Als de auto in P (parkeren) staat,
wordt het contact uitgeschakeld en
blijft de accessoirevoeding (RAP)
ingeschakeld. Zie RAP 0 191.
Waarschuwing
Als tijdens het rijden de auto wordt
uitgeschakeld, kan de bekrachtiging
van de remsystemen en stuurinrich-