160
VERLICHTING
Het groot licht wordt mogelijk niet
automatisch uitgeschakeld als het
systeem om een of meer van de
volgende redenen de verlichting van
andere auto's niet kan detecteren:
De verlichting van andere
voertuigen ontbreekt, vertoont
schade, is afgedekt of werd om
andere reden niet geregistreerd.
De verlichting van andere
voertuigen zit onder een laag
modder, sneeuw en/of wegenvuil.
De verlichting van andere
voertuigen kan niet worden
waargenomen door dikke wolken
uitlaatgassen, rook, smog, hevige
sneeuw, opspattend regenwater,
mist of andere zwevende deeltjes.
De voorruit van de auto is vuil,
gebarsten of afgedekt zodat de
lichtsensor geen vrij zicht heeft.
De auto is dusdanig beladen dat
de voorkant omhoog wijst,
waardoor de lichtsensor te hoog
staat en geen koplampen en
achterlichten van andere auto's
kan detecteren.
U rijdt op slingerende of heuvelige
wegen.
Als een van de bovenstaande omstan-
digheden geldt, kan het nodig zijn om
het automatische grootlicht uit te
schakelen.
Verlichting buiten
uitzetten, waarschuwing
Wanneer het contact is uitgeschakeld
en de rijverlichting brandt, klinkt er
bij opening van het bestuurdersportier
een waarschuwingssignaal.
Koplampschakelaar groot-
licht/dimlicht
: Schakel het groot licht in door de
richtingaanwijzerhendel van u af te
drukken en los te laten. Druk
nogmaals op de hendel, of trek deze
naar u toe en laat deze los, om terug
te keren naar dimlicht.
Bij ingeschakeld groot licht brandt dit
controlelampje op de instrumenten-
groep.
Lichtsignaal
Om grootlichtsignalen te geven moet
u de richtingaanwijzerhendel naar u
toe halen en loslaten.
Verlichting overdag (DRL)
Met DRL wordt de voorkant van uw
auto overdag beter door anderen
waargenomen.
Het specifieke automatische dagrij-
licht gaat branden wanneer aan de
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
Het contact staat aan.
De knop voor de rijverlichting
staat op AUTO.