Bedien de ruitenwisserhendel met het
contact aan of op ACC/ACCESSORY
om de wissersnelheid te selecteren.
HI : Gebruikt voor snelle wisslagen.
LO : Gebruikt voor langzame
wisslagen.
AUTO : Gebruik deze instelling voor
de intervalstand wanneer Rainsense
uitgeschakeld is, of voor Rainsense-
wisbewegingen wanneer Rainsense
ingeschakeld is. Beweeg de ruitenwis-
serhendel naar AUTO voor de interval-
stand. Draai vervolgens de ring
omhoog om de intervalstand te
verkorten, of omlaag om deze te
verlengen. Als Rainsense ingeschakeld
is, zie "Rainsense" verderop in dit
hoofdstuk.
UIT : Gebruikt om de wissers uit te
schakelen.
1X : Beweeg de wisserhendel even
omlaag voor een enkele wisslag. Houd
de wisserhendel omlaag voor meerdere
wisslagen.
: Trek de ruitenwisserhendel
naar u toe om sproeiervloeistof op de
voorruit te sproeien en de wissers in
te schakelen. De ruitenwissers blijven
wissen totdat de hendel wordt losge-
laten of totdat de maximale sproeitijd
is bereikt. Als de ruitenwisserhendel
wordt losgelaten, kunnen de wissers
nog even doorgaan, afhankelijk van
hoe lang de ruitensproeier is geacti-
veerd. Zie Sproeiervloeistof 0 266 voor
informatie over het vullen van het
sproeiervloeistofreservoir voor de
voorruit.
Verwijder sneeuw en ijs van de ruiten-
wisserbladen en de voorruit voordat u
de wissers gebruikt. Vastgevroren
ruitenwisserbladen voorzichtig
losmaken of ontdooien. Beschadigde
wisserbladen moeten worden
vervangen. Zie Wisserblad vervangen
0 271.
INSTRUMENTEN EN KNOPPEN
Bij veel sneeuw of ijs kan de ruiten-
wissermotor overbelast raken. Zie
Elektrisch systeem overbelast 0 275.
Parkeren van de ruitenwisser
Als het contact wordt uitgeschakeld
terwijl de wissers in stand LO, HI, of
AUTO staan terwijl Rainsense is uitge-
schakeld, zullen ze direct stoppen.
Als de ruitenwisserhendel vervolgens
binnen 10 minuten, of voordat het
bestuurdersportier is geopend, in
stand OFF wordt gezet, zullen de
wissers opnieuw starten en naar de
onderkant van de voorruit bewegen.
Als het contact wordt uitgeschakeld
terwijl de wissers bezig zijn om de
voorruit te wassen of omdat ze door
Rainsense zijn geactiveerd, zullen de
wissers doorgaan tot ze de onderkant
van de voorruit hebben bereikt.
Rainsense
Indien Rainsense wordt ingeschakeld,
detecteert een sensor boven in het
midden van de voorruit de hoeveel-
heid water op de voorruit en regelt
deze de frequentie van de voorrui-
twisser op basis van de momenteel
ingestelde gevoeligheid.
115