266
VERZORGING VAN DE AUTO
Als de temperatuurmeter voor de
koelvloeistof niet langer in het gebied
voor oververhitting staat of als het
waarschuwingslampje voor de
koelvloeistoftemperatuur niet langer
brandt, kunt u in de auto rijden. Rijd
dan gedurende ongeveer 10 minuten
langzaam met de auto. Houd
voldoende afstand tot voorliggers. Als
de waarschuwing niet opnieuw
verschijnt, blijf dan normaal rijden en
laat controleren of het koelsysteem
correct is gevuld en naar behoren
werkt.
Indien de waarschuwing terugkeert,
moet u onmiddellijk naar de kant
gaan, stoppen en de auto parkeren.
Als geen stoom wordt waargenomen,
laat u de motor gedurende drie
minuten stationair draaien. Indien de
waarschuwing aanwezig blijft, moet u
de motor uitschakelen en wachten
totdat deze is afgekoeld.
Sproeiervloeistof
Te gebruiken middelen
Lees vóór gebruik de aanwijzingen van
de fabrikant wanneer er sproeiervloei-
stof moet worden toegevoegd. Als u
uw auto gebruikt in gebieden waar de
temperatuur tot onder het vriespunt
kan dalen, gebruik dan een vloeistof
die voldoende bescherming tegen
bevriezing biedt.
Sproeiervloeistof bijvullen
Het bijbehorende bericht verschijnt op
het Driver Information Center (DIC)
als het vloeistofpeil laag staat.
Open de dop met het sproeiersymbool.
Voeg sproeiervloeistof toe totdat het
reservoir vol is. Zie Overzicht motor-
ruimte 0 256 voor de locatie van het
reservoir.
Voorzichtig
Gebruik geen sproeiervloeistof
met een toevoeging die voor
een waterafstotende laag
zorgt. Anders kunnen de
wisserbladen gaan klapperen
of overspringen.
Gebruik geen koelvloeistof
(antivries) voor de voorruits-
proeier. Hierdoor kunnen het
sproeiersysteem en de lak
beschadigd raken.
Voeg geen water toe aan
kant-en-klare sproeiervloei-
stof. Door het water kan de
oplossing bevriezen, waardoor
het sproeiervloeistofreservoir
en andere onderdelen van het
sproeiersysteem beschadigd
kunnen raken.
Volg bij gebruik van gecon-
centreerde sproeiervloeistof
de aanwijzingen van de fabri-
kant voor het toevoegen van
water.