208
RIJDEN EN BEDIENEN
vlakken, zoals gravel, zand, nat
wegdek, sneeuw en ijs. Wanneer de
AWD-modus ingeschakeld is, gaat het
controlelampje van de AWD-modus
branden. Voor meer informatie over
de AWD-modus raadpleegt u Aandrij-
ving op alle wielen 0 201.
Sneeuw/IJs (alleen auto's met
voorwielaandrijving) : De sneeuw/
ijs-modus verbetert het acceleratiege-
drag van de auto op wegen met
sneeuw en ijs.
Cruisecontrol
Cruisecontrole
Waarschuwing
Cruisecontrol kan gevaarlijk zijn op
plaatsen waar u niet veilig met
eenzelfde snelheid kunt rijden.
Gebruik cruise control niet op
bochtige wegen of in druk verkeer.
Cruise control kan gevaarlijk zijn op
gladde wegen. Op gladde wegen
kunnen snelle tractieveranderingen
de wielen overmatig doen slippen
en kunt u controle verliezen.
Gebruik geen cruisecontrole op
gladde wegen.
Met cruisecontrol kunt u een snelheid
van ongeveer 40 km/h (25 mph) of
hoger aanhouden zonder dat u uw
voet op het gaspedaal moet houden.
Cruisecontrol werkt niet met
snelheden lager dan 40 km/h
(25 mph).
Als de tractieregeling/elektronische
stabiliteitsregeling begint met het
beperken van de mate van wielslip
terwijl u cruise control gebruikt, wordt
de cruise control automatisch uitgezet.
Zie Tractieregeling/Elektronische stabili-
teitsregeling (ESC) 0 205. Wanneer er
bij een geactiveerde cruisecontrol
wordt gewaarschuwd voor een aanrij-
ding, wordt de cruisecontrol uitge-
schakeld. Zie Afstandsregeling (FCA)
0 228. Wanneer de wegomstandig-
heden toelaten dat cruise control
veilig kan worden gebruikt, kunt u de
functie opnieuw aanzetten.
Cruise control wordt uitgeschakeld
wanneer TCS of StabiliTrak uitgescha-
keld is.
Als er wordt geremd, wordt cruise
control uitgeschakeld.