178
RIJDEN EN BEDIENEN
Raadpleeg de handleiding van het
infotainmentsysteem voor meer infor-
matie over de bediening ervan en het
koppelen en gebruiken van een
mobiele telefoon.
Defensief rijden
Defensief rijden betekent "altijd het
onverwachte verwachten". De eerste
stap bij defensief rijden is het omdoen
van de veiligheidsgordel. Zie Veilig-
heidsgordels 0 69.
Houd er rekening mee dat andere
weggebruikers (voetgangers,
fietsers en bestuurders van andere
voertuigen) onvoorzichtig kunnen
zijn en fouten kunnen maken. Rijd
anticiperend om verrassingen te
voorkomen.
Houd voldoende afstand tussen
uzelf en uw voorligger.
Houd uw aandacht bij het rijden.
Beheersing over de auto
Remmen, sturen en accelereren zijn
belangrijke factoren om een auto
tijdens het rijden onder controle te
houden.
Remmen
Remmen houdt een reactie- en remtijd
in. De tijd die u nodig hebt om te
besluiten het gaspedaal in te trappen
is de reactietijd. Het rempedaal echt
intrappen is de remtijd.
De gemiddelde reactietijd van een
bestuurder bedraagt circa driekwart
seconde. In die tijd legt een auto met
een snelheid van 100 km/h (60 mph)
20 m (66 ft) af, wat in een noodgeval
een enorme afstand kan blijken.
Nuttige remtips om te
onthouden, zijn:
Houd voldoende afstand tussen
uzelf en uw voorligger.
Voorkom onnodig hard afremmen.
Houd het tempo van het andere
verkeer aan.
Als de motor tijdens het rijden ooit
afslaat, rem dan normaal en niet
pompend. Anders is het pedaal
mogelijk lastiger te bedienen. Als de
motor afslaat, is er nog wel sprake van
enige remkrachtondersteuning, maar
dit wordt gebruikt wanneer u het
rempedaal intrapt. Zodra de remkrach-
tondersteuning op is, kan de remweg
langer worden en moet u meer kracht
uitoefenen bij het intrappen van het
rempedaal.
Besturing
Elektrische stuurbekrachtiging
De auto beschikt over elektrische
stuurbekrachtiging. Het systeem heeft
geen stuurbekrachtigingsvloeistof.
Periodiek onderhoud is daarom niet
vereist.
Als de stuurbekrachtiging wegvalt
door een systeemstoring, kan de auto
nog wel worden bestuurd maar is er
meer stuurkracht vereist.
Als u de stuurbekrachtiging lang
gebruikt terwijl het voertuig stilstaat,
kan de ondersteuning worden
verminderd.
Als het stuurwiel tot in de eindstand
wordt gedraaid en enige tijd in deze
stand wordt vastgehouden, wordt de
stuurbekrachtiging mogelijk begrensd.
Wanneer het systeem afkoelt, dient de
stuurbekrachtiging weer normaal te
werken.