Houd meer afstand tot uw
voorligger.
Wees voorzichtig bij het inhalen.
Houd de wisserinstallatie voor de
voorruit in goede staat.
Zorg ervoor dat het reservoir voor
de ruitensproeiervloeistof altijd
vol is.
Neem goede banden met een
goede profieldiepte. Zie Banden
0 284.
Schakel de cruisecontrol uit.
Activeer de stand All-Wheel Drive
(AWD). Zie Regeling bestuurders-
modus 0 207.
Wegen in heuvel- en
bergachtig gebied
Rijden door een heuvel- of bergachtig
landschap is anders dan rijden door
een vlak of glooiend gebied.
Enkele tips:
Laat het benodigde onderhoud aan
de auto uitvoeren.
Controleer alle vloeistofpeilen, de
remmen en banden, het koelsys-
teem en de transmissie.
Schakel terug bij het oprijden van
steile of lange heuvels.
Waarschuwing
Bij gebruik van de remmen om op
een lange neerwaartse helling
snelheid te minderen, kunnen de
remmen oververhit raken. De
remwerking neemt dan mogelijk af
of de remmen vallen zelfs uit.
Schakel op een lange neerwaartse
helling naar een lagere versnelling
om gebruik te maken van de
motorrem.
Waarschuwing
De auto in de stand N (vrij) laten
uitrollen, met het contact uit, is
gevaarlijk. De remmen kunnen zo
oververhit raken en de stuurbe-
RIJDEN EN BEDIENEN
Waarschuwing
(Vervolg)
krachtiging kan uitvallen. Laat de
motor altijd draaien en schakel een
versnelling in.
Rijd op snelheden waarbij de auto
binnen de eigen rijstrook blijft.
Neem bochten niet te ruim en
overschrijdt de middenstreep niet.
Wees alert boven aan een helling;
er kan iets gebeurd zijn op uw
rijstrook (zoals een stilstaande
auto met pech of een ongeval).
Let in het bijzonder op speciale
bewegwijzering (zoals vallende
rotsen, bochtige wegen, lange
afdalingen, wel of geen inhaalver-
boden).
Selecteer de stand All-Wheel Drive
(AWD). Zie Regeling bestuurders-
modus 0 207 en Aandrijving op alle
wielen 0 201.
181