De ontwaseming van de achterruit kan
worden ingesteld op Automatische
regeling. Zie "Klimaat- en luchtkwali-
teit" bij Personalisering voertuig 0 148.
Wanneer u hebt gekozen voor automa-
tische achterruitverwarming, wordt de
achterruitverwarming automatisch
ingeschakeld bij een lage binnentem-
peratuur en een buitentemperatuur
van 4 °C (40 °F) of lager.
De bovenste elementleidingen op de
achterruit zijn antenneleidingen en
worden bij het activeren van de
ontwaseming niet warm.
De buitenspiegelverwarming gaat bij
inschakeling van de achterruitverwar-
ming aan om de buitenspiegels
condens- of ijsvrij te maken.
Voorzichtig
Probeer ijs of andere aanslag niet
met een scheermesje of ander
scherp voorwerp van de binnenkant
van de voorruit of achterruit te
verwijderen. U kunt namelijk het
verwarmingselement op de achter-
BEDIENINGSORGANEN VOOR KLIMAATREGELING
Voorzichtig
(Vervolg)
ruit beschadigen en de zenderont-
vangst van uw radio aantasten.
Reparaties vallen niet onder de
garantie van de auto.
Stoelverwarming en -ventilatie
bestuurders- en passagierszijde
(indien aanwezig) : Druk op
om de zittingverwarming van de
bestuurders- of passagiersstoel in te
schakelen.
Druk op
of
om de verwarming
van de bestuurders- en de passagiers-
stoel in te schakelen. Zie Voorstoelen
met stoelverwarming en -ventilatie 0 63.
Automatische stoelverwarming en
-ventilatie : Als de auto is ingescha-
keld, zorgt deze functie dat de stoel-
verwarming of -ventilatie automatisch
wordt ingeschakeld op het niveau dat
op basis van de binnentemperatuur
van de auto nodig is. De actieve stand
voor de stoelverwarming of -ventilatie
(hoog, medium, laag of uit) wordt
aangegeven door de knoppen voor de
handmatige stoelverwarming en
-ventilatie op de middenconsole.
Gebruik de knoppen voor handmatige
stoelverwarming en -ventilatie op de
middenconsole om de automatische
stoelverwarming of -ventilatie uit te
schakelen. Als de passagiersstoel niet
bezet is, wordt de automatische stoel-
verwarming of -ventilatie voor die
stoel niet geactiveerd. De automati-
sche stoelverwarming en -ventilatie
kan zodanig worden geprogrammeerd
of
dat deze altijd actief is wanneer het
contact is ingeschakeld. Als de auto
een verwarmd stuurwiel heeft, wordt
de stuurwielverwarming geactiveerd
nadat de stoelverwarming automa-
tisch is ingeschakeld. De indicator van
de stuurwielverwarming volgt de
temperatuurstatus van het stuurwiel.
Zie Voorstoelen met stoelverwarming en
-ventilatie 0 63 en Personalisering
voertuig 0 148.
Werking van klimaatregeling bij
starten op afstand : Indien voorzien
van de functie Motor op afstand
starten, wordt de klimaatregeling
mogelijk ingeschakeld wanneer u de
motor op afstand start. Het systeem
gebruikt de voorgaande instellingen
171