182
RIJDEN EN BEDIENEN
Rijden in de winter
Ritten op sneeuw of ijs
Sneeuw of ijs tussen de banden en het
wegdek zorgt voor minder tractie of
grip, zodat u in dergelijke gevallen
voorzichtig moet rijden. Bij tempera-
turen rond 0 °C (32 °F) wanneer
onderkoelde regen kan vallen, is nat
ijs mogelijk. Vermijd ritten op nat ijs
of in onderkoelde regen, totdat er
gestrooid is.
Voor ritten op gladde wegen:
Trek voorzichtig op. Bij te snel
optrekken treedt wielspin op,
waardoor het oppervlak onder de
banden glad wordt.
Schakel de tractieregeling in. Zie
Tractieregeling/Elektronische stabili-
teitsregeling (ESC) 0 205.
Het antiblokkeersysteem (ABS)
verbetert de rijstabiliteit weliswaar
tijdens hard remmen, maar de
remmen moeten sneller worden
aangezet dan bij ritten op droge
wegen. Zie ABS-systeem 0 202.
Houd een grotere afstand tot
voorgangers en pas op voor plaat-
selijke gladheid. Op schone wegen
kunnen in de schaduw nog
bevroren plekken voorkomen. Het
wegdek in een bocht of viaduct
kan nog bevroren zijn terwijl de
rest van de weg al goed begaan-
baar is. Vermijd plotselinge stuur-
bewegingen en remmanoeuvres op
bevroren wegdek.
Schakel de cruisecontrol uit.
Selecteer de stand All-Wheel Drive
(AWD). Zie Regeling bestuurders-
modus 0 207 en Aandrijving op alle
wielen 0 201.
Problemen in sneeuwstorm
Stop de auto op een veilige plaats en
geef alarmsignalen voor hulp. Blijf bij
de auto, tenzij hulp nabij is. Roep hulp
in en zorg voor de veiligheid van de
inzittenden:
Schakel de alarmknipperlichten in.
Bind een rode doek aan een
buitenspiegel.
Waarschuwing
Sneeuw kan de motoruitlaat onder
de auto afsluiten. Hierdoor kunnen
uitlaatgassen binnendringen. De
uitlaatgassen bevatten koolmono-
xide (CO) dat reukloos en onzicht-
baar is. Het kan bewusteloosheid
veroorzaken en zelfs dodelijk zijn.
Als de auto vastzit in sneeuw:
Ontdoe de onderkant van de
auto van sneeuw, houd de
uitlaatpijp in het
bijzonder vrij.
Open aan de luwe zijde van
de auto een ruit zo'n 5 cm (2
inch) om verse lucht binnen
te laten.
Open de luchtuitlaten op of
onder het instrumenten-
paneel.
Stel de klimaatregeling zo in
dat de lucht in de auto circu-
leert en stel de aanjagersnel-
heid in op de hoogste stand.
Zie Klimaatregelsystemen .