104
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Gevaar
(Vervolg)
vormt het activeren van de airbags
een risico van dodelijk letsel voor
het kind.
Dit geldt vooral wanneer u achter-
waarts gerichte kinderveiligheids-
systemen op de passagiersstoel
gebruikt.
Als het kinderzitje gebruik maakt van
een bovenste bevestigingsband (Top
Tether): zie ISOFIX-kinderzitjes 0 101
voor de locaties van de verankeringen
voor de bovenste bevestigingsbanden.
Zet het kinderzitje niet zonder
bovenste bevestigingsband met veran-
kering vast wanneer de wet
voorschrijft dat de bovenste bevesti-
gingsband moet zijn vastgezet of
wanneer de gebruiksaanwijzing van
het kinderzitje vermeldt dat u de
bovenste bevestigingsband moet
vastzetten.
Als u een driepuntsgordel gebruikt om
het kinderzitje vast te zetten, moet u
de gebruiksaanwijzing van het kinder-
zitje en de onderstaande instructies
opvolgen:
1. Zet de stoel zo ver mogelijk naar
achteren voordat u het
voorwaarts gerichte kinderzitje
vastzet. Zet de stoel hoger of zet
de rugleuning zo nodig rechtop,
zodat het kinderveiligheidssys-
teem stevig vastzit.
Wanneer het passagiersdetectie-
systeem de frontairbag van de
buitenste voorpassagier heeft
uitgeschakeld, moet het
UIT-lampje van de statusindi-
cator van de passagiersairbag
oplichten en blijven branden
wanneer u de auto start. Zie
Waarschuwingslampje status
airbag passagierszijde 0 132.
2. Zet het kinderzitje op de stoel.
3. Pak de gesp vast laat de heup- en
schoudergordel van de veilig-
heidsgordel door of rond het zitje
lopen. De gebruiksaanwijzing van
het zitje laat zien hoe dat gaat.
Kantel de gesp om de gordel zo
nodig te verstellen.