Uitstapverlichting
Bepaalde lampen van de rijverlichting
zullen gaan branden wanneer u na
uitschakeling van het contact het
bestuurdersportier opent en de
richtingaanwijzerhendel even naar u
toe beweegt en weer loslaat. De
plafondverlichting licht op nadat u het
contact uitzet. Na het sluiten van het
portier blijven de buitenverlichting en
de plafondverlichting gedurende een
bepaalde tijd branden voordat ze
uit gaan.
Als de lichtschakelaar wordt uitge-
schakeld, dooft de buitenverlichting
onmiddellijk.
U kunt deze functie naar wens confi-
gureren. Zie Personalisering voertuig
0 148.
Accuvoeding, beveiliging
De accubeschermingsfunctie is
ontwikkeld om de accu van de auto te
beschermen.
Als sommige lampen in de auto aan
blijven en het contact is uitgezet,
schakelt het beveiligingssysteem van
de accu de lamp na enige tijd automa-
tisch uit.
Accuspaarstand buitenver-
lichting
Als de parkeerlichten of de koplampen
handmatig aan zijn gelaten, wordt de
buitenverlichting ongeveer 10 minuten
nadat het contact uitgeschakeld is,
uitgeschakeld. Zo wordt het ontladen
van de accu voorkomen. Om de timer
van 10 minuten opnieuw te starten,
draait u de lichtschakelaar naar de
uit-stand en dan terug naar de
parkeerlicht- of koplampstand.
Om te verlichting gedurende meer dan
10 minuten te laten branden, moet
het contact aan of op ACC/ACCES-
SORY (accessoires) staan.
VERLICHTING
165