Advertenties
116
INSTRUMENTEN EN KNOPPEN
Houd dit gedeelte van de voorruit
schoon om het systeem optimaal te
laten functioneren.
AUTO : Beweeg de voorruitwisser-
hendel naar AUTO. Draai aan de ring
op de wisserhendel om de gevoelig-
heid aan te passen.
Draai de ring omhoog om de
gevoeligheid voor neerslag te
verhogen.
Draai de ring omlaag om de gevoe-
ligheid voor neerslag te verlagen.
Beweeg de voorruitwisserhendel
uit de stand AUTO om Rainsense
uit te schakelen.
Zie voor het in- of uitschakelen van de
functie Rainsense "Ruitenwissers met
Rainsense" onder Personalisering
voertuig 0 148.
Wisserarmbescherming
Zet de ruitenwisserhendel in de stand
OFF (uit), voordat u een automatische
wasstraat inrijdt. De ruitenwissers met
Rainsense worden dan uitgeschakeld.
Wanneer de versnellingsbak in stand
N (Neutraal) staat en de auto erg
langzaam rijdt, zullen de wissers met
Rainsense automatisch stoppen aan
de onderkant van de voorruit.
De regeling van de wissers wordt weer
hervat wanneer de versnellingsbak
niet meer in stand N (Neutraal) staat
of als de auto sneller is gaan rijden.
Waarschuwing
Gebruik de ruitensproeier bij vorst
niet totdat de voorruit verwarmd is.
Anders kan de sproeiervloeistof op
de voorruit bevriezen en uw zicht
belemmeren.
Wisser/sproeier achterruit
De bedieningsorganen voor de wis-/
wasinstallatie achterruit bevinden zich
aan het einde van de voorruitenwisser-
hendel.
Draai eraan om de stand aan te
passen.
OFF (uit) : Ruitenwisser uitschakelen.
INT : Zet de achterruitenwisser aan
met een interval tussen de wisbewe-
gingen.
ON (aan) : Achterruitenwisser inscha-
kelen.
1
: Druk de ruitenwisserhendel
naar voren om sproeiervloeistof op de
achterruit en de lens van de achteruit-
camera (indien aanwezig) te sproeien.
Zie Spiegel camera achter 0 50. De
Advertenties
