Voorzichtig
(Vervolg)
op bij een temperatuur van -7 °C
(20 °F) of hoger, wanneer u ze niet
gebruikt. Als de banden aan -7 °C
(20 °F) of lager zijn blootgesteld,
warm ze dan 24 uur of langer op in
een verwarmde ruimte van ten
minste 5 °C (40 °F) voordat u ze
monteert of met een auto rijdt
waarop ze zijn gemonteerd.
Verwarm de banden niet en blaas
geen verwarmde lucht direct op de
banden. Inspecteer banden altijd
voor gebruik. Zie Banden controleren
0 294.
Bandenspanning
Voor een optimale werking
moeten de banden op de juiste
spanning zijn gebracht.
Voorzichtig
Zowel een te lage als te hoge
bandenspanning is onwenselijk.
Een te lage bandenspanning kan
leiden tot:
Overbelasting en overver-
hitting van de band, met
een klapband tot gevolg.
Voortijdige of onregelma-
tige slijtage.
Slecht rijgedrag.
Hoger brandstofverbruik.
Een te hoge bandenspanning
kan leiden tot:
Abnormale slijtage.
Slecht rijgedrag.
Stug rijgedrag.
Onnodige schade vanwege
slecht wegdek.
Op het informatielabel voor
banden en laadvermogen van de
auto staan de originele banden en
VERZORGING VAN DE AUTO
de juiste koude bandenspanningen
vermeld. De aanbevolen banden-
spanning is de minimaal vereiste
bandenspanning die nodig is bij
maximale belading van de auto.
Zie Belastingslimieten auto 0 183.
De wijze waarop de auto is
beladen, heeft invloed op het
rijgedrag en het rijcomfort. De
auto mag nooit zwaarder beladen
zijn dan het gespecificeerde
gewicht.
Wanneer controleren?
Controleer de banden minimaal
eenmaal per maand. Vergeet het
compacte reservewiel niet, als uw
auto hiermee is uitgerust. De
bandenspanning van het compacte
reservewiel moet in koude staat
420 kPa (60 psi) bedragen. Zie
Compactreservewiel 0 314.
Werkwijze voor controle
Gebruik een nauwkeurige
handmeter om de bandenspanning
te controleren. De juiste banden-
spanning kan niet worden vastge-
287