Wanneer wordt vastgesteld dat er
geen voorligger is of dat de voorligger
zich buiten de geselecteerde volgaf-
stand bevindt, neemt de rijsnelheid
toe tot de ingestelde snelheid.
De snelheid kan op de snelheidsmeter
in Engelse of metrieke eenheden
worden weergegeven. Zie Dashboard
(Basisniveau) 0 123 of Dashboard
(Uitgebreide uitvoering) 0 126. De
gebruikte stapwaarde hangt af van de
gehanteerde eenheden.
De snelheid verlagen terwijl ACC is
ingesteld op een bepaalde snelheid
Ga als volgt te werk als ACC al geacti-
veerd is:
Gebruik het rempedaal om een
lagere snelheid te bereiken. Laat
het rempedaal los en druk op
SET . De auto rijdt nu met de
lagere snelheid.
Houd SET ingedrukt totdat de
gewenste lagere snelheid bereikt is
en laat deze los.
Om de rijsnelheid in kleinere
stappen te verlagen drukt u SET
tot aan de eerste stand. Bij elke
druk op de knop rijdt de auto
ongeveer 1 km/h (1 mph)
langzamer.
Om de rijsnelheid in grotere
stappen te verlagen drukt u SET
tot aan de tweede stand. Elke keer
dat u de knop indrukt, neemt de
snelheid af tot de volgende 5 km/h
(5 mph) op de snelheidsmeter.
Om bij een stilstaande auto de
snelheid te verlagen kunt u op
SET drukken tot de in te stellen
snelheid wordt getoond.
De snelheid kan op de snelheidsmeter
in Engelse of metrieke eenheden
worden weergegeven. Zie Dashboard
(Basisniveau) 0 123 of Dashboard
(Uitgebreide uitvoering) 0 126. De
gebruikte stapwaarde hangt af van de
gehanteerde eenheden.
Volgafstand selecteren
Wanneer er een langzamere voorligger
wordt waargenomen binnen de
geselecteerde volgafstand, past ACC de
rijsnelheid aan en probeert deze de
geselecteerde volgafstand aan te
houden.
RIJDEN EN BEDIENEN
Druk op het stuurwiel op
volgafstand aan te passen. Bij elke
druk op de afstandsknop wordt de
volgende van drie instellingen actief:
Ver, Gewoon of Dichtbij.
Na het indrukken verschijnt de
huidige afstandsinstelling kort op de
instrumentengroep en het HUD. De
afstandsinstelling wordt gehandhaafd
tot u deze wijzigt.
Aangezien elke afstandsinstelling aan
een volgtijd (Ver, Gewoon of Dichtbij)
gerelateerd is, varieert de volgafstand
met de rijsnelheid. Hoe sneller de auto
rijdt, hoe meer afstand uw auto tot
een waargenomen voorligger
aanhoudt. Houd rekening met het
verkeer en de weersomstandigheden
wanneer u de volgafstand selecteert.
De afstanden die kunnen worden
geselecteerd, zijn niet allemaal
geschikt voor elke bestuurder en elke
rijsituatie.
Bij het veranderen van de afstandsin-
stelling verandert automatisch de
gevoeligheid (Ver, Gewoon of Dichtbij)
voor de waarschuwingstijd van de
functie Frontaanrijdingswaarschuwing.
Zie Afstandsregeling (FCA) 0 228.
215
om de