Activeren en vervangen van uw Pod
Controleer de infusieplaats minstens één keer per dag:
•
Let op tekenen van infectie, zoals pijn, zwellingen, roodheid, afscheiding
of een warm gevoel op de infusieplaats. Als u vermoedt dat de
infusieplaats is ontstoken, verwijdert u onmiddellijk de Pod en brengt u
een nieuwe Pod op een andere plaats aan. Neem vervolgens contact op
met uw zorgverlener.
Als u problemen met de Pod waarneemt, deactiveer deze dan en activeer
een nieuwe.
Aanvullende informatie
Tip: Ontwikkel een routine zodat u op een geschikt moment uw Pod
kan vervangen. Als u weet dat er iets gaat gebeuren waardoor u uw Pod
niet kunt vervangen, vervangt u de Pod eerder om te voorkomen dat de
insulinetoediening wordt onderbroken.
Zie de volgende gedeelten voor meer informatie over een zo effectief mogelijk
gebruik van uw Pods:
•
Zie voor meer informatie over het verzorgen van uw Pod "14.1. Verzorgen
en bewaren van de Pod en insuline" op pagina 178.
•
Zie voor meer informatie over Pod-alarmen pagina 143.
•
Voor meer informatie over het stoppen van een Pod-alarm (zie "13.9.
Uitzetten van een niet-opgelost alarm" op pagina 173).
•
Zie voor meer informatie over de informatie- en kennisgevingssignalen
van de Pod, inclusief "13.11. Lijst met herinneringskennisgevingen" op
pagina 175 en "13.4. Informatieve geluiden en trillingen" op pagina 148.
•
Zie voor meer informatie over hoe om te gaan met situaties waarbij
er geen communicatie is tussen de Omnipod 5-app en uw Pod "26.5.
Communicatieproblemen Pod– "Probeer opnieuw"" op pagina 323.
•
Als er op het Home-scherm van het tabblad POD-INFO staat dat er geen
communicatie met de Pod is:
• Ga naar: Menupictogram (
er communicatie was tussen de Omnipod 5-app en de Pod.
• Ga naar: Menupictogram (
u de communicatie met de Pod niet kunt herstellen en de Pod
wilt vervangen.
) > Pod voor het laatste tijdstip dat
) > Pod > POD VERVANGEN als
5
87