5
Activeren en vervangen van uw Pod
c. Controleer de infusieplaats op tekenen van infectie (zie "Voorkomen
van infecties op de infusieplaats" op pagina 86).
d. Gooi de gebruikte Pod weg volgens de plaatselijke regels
voor afvalverwerking.
4. Om een nieuwe Pod te activeren, tikt u op NIEUWE POD INSTELLEN.
5.8 Meer informatie over het gebruik van de Pod
Voorkomen van infecties op de infusieplaats
Let op:
Wissel ALTIJD de infusieplaatsen voor insuline af om complicaties
op de infusieplaats, zoals littekenweefsel en infecties, te voorkomen. Het
afwisselen van infusieplaatsen voor insuline vermindert het risico op
littekenweefsel. Als u een plaats met littekenweefsel gebruikt, kan dit leiden
tot problemen met de opname van insuline.
Let op:
Gebruik een Pod NIET als de steriele verpakking is geopend of
beschadigd, als u de Pod na het openen van de verpakking hebt laten vallen
of als de Pod verlopen is, omdat deze dan niet goed kan werken, wat de kans
op infectie verhoogt.
Let op:
Volg ALTIJD de volgende stappen om de plaats voor te bereiden.
Als de plaats niet goed is schoongemaakt of als uw handen vuil zijn,
verhoogt u het risico op infectie.
•
Was uw handen.
•
Maak de bovenkant van de injectieflacon met insuline schoon met een
wattenstaafje voor alcoholvoorbereiding.
•
Maak de infusieplaats schoon met water en zeep of een wattenstaafje
voor alcoholvoorbereiding en laat deze volledig drogen.
•
Houd steriele materialen uit de buurt van mogelijke ziektekiemen.
Let op:
Controleer ALTIJD op tekenen van infectie. Doe het volgende als u
merkt dat de infusieplaats ontstoken is:
•
Verwijder onmiddellijk de Pod en breng een nieuwe Pod op een andere
infusieplaats aan.
•
Neem contact op met uw zorgverlener. Behandel de infectie volgens de
instructies van uw zorgverlener.
Als er bloed in de canule zit, controleer dan uw glucose vaker om er zeker
van te zijn dat er niets mis is met de insulinetoediening. Als u onverwacht
een hoge glucose ervaart, vervang dan uw Pod.
86