Alarmen en actie- en herinneringskennisgevingen 13
Diagnose
Waarschuwing:
Gebruik een geactiveerde Pod die niet piept tijdens
een diagnostische test NIET verder. De Pod dient in dat geval meteen
vervangen te worden. Als de Omnipod 5-app niet piept tijdens
een diagnostische test, neem dan onmiddellijk contact op met de
Cliëntenzorg. Als u het Omnipod 5-systeem in deze situatie blijft
gebruiken, kan dit een risico opleveren voor uw gezondheid en veiligheid.
Controleren alarmen
Schakel voordat u begint over naar de Handmatige Modus als u nu in
de Geautomatiseerde Modus bent. Zie "22.2. Overschakelen van de
Geautomatiseerde Modus naar de Handmatige Modus" op pagina 276.
Opmerking: Om een toon op de Omnipod 5-app te horen, dienen de
geluidsinstellingen op uw Controller AAN te staan.
Om te controleren of de alarm- en trilkenmerken van uw Omnipod 5-app en
Pod goed werken, kunt u deze als volgt testen:
1. Ga naar: Menupictogram (
controleren.
2. Als u een actieve Pod hebt, tikt u op INSULINE PAUZEREN en vervolgens
op JA.
3. Tik op ALARMEN CONTROLEREN om de controle van de alarmen te starten.
4. Luister en voel: de Controller piept en trilt drie keer. Als u een Pod draagt,
geeft deze een aantal pieptonen en klinkt gedurende enkele seconden
de alarmtoon.
5. Tik op NEE als de Pod geen pieptoon gaf. Tik vervolgens op OPNIEUW
CONTROLEREN om de alarmen opnieuw te controleren of tik op KLAAR
en verwissel uw Pod.
6. Tik op NEE als het alarm van het Omnipod 5-systeem niet afging. Tik
vervolgens op OPNIEUW CONTROLEREN om de alarmen opnieuw te
controleren of bel de Cliëntenzorg.
7. Tik op JA als de piepjes en trillingen goed werkten. Als u de
insulinetoediening hebt gepauzeerd om de alarmen te testen, tikt u op
JA om deze te hervatten.
) > Instellingen > General > Alarmen
151