4
Instellen van uw Omnipod 5-applicatie
4.4 Basaal-instellingen
Waarschuwing:
Ga uw systeem NIET gebruiken of uw instellingen
wijzigen zonder adequate training en begeleiding van uw zorgverlener.
Het onjuist initiëren en aanpassen van de instellingen kan een te lage
of te hoge insulinetoediening tot gevolg hebben, wat kan leiden tot
hyperglykemie of hypoglykemie. De instellingen die het meeste invloed op
de insulinetoediening hebben zijn: Pod uitschakelen, basaalsnelhe(i)d(en),
maximale basale snelheid, maximale bolus, correctiefactor(en), verhouding
insuline/koolhydraten (I/KH), minimale glucose voor berekeningen,
Streefwaarde glucose en corrigeren boven, en duur van de insulineactie.
Vervolgens stelt u de basaal-instellingen in die worden gebruikt voor het
toedienen van basaalinsuline in de Handmatige Modus.
1. Tik op PROFIEL INSTELLEN.
2. Tik op de pijl (>) op het basaalscherm om naar het volgende scherm te gaan.
Instellen Maximale basale snelheid
De Maximale basale snelheid is de bovengrens voor de
basaalinsulinesnelheden die u in de Handmatige Modus kunt gebruiken.
1. Tik op het veld Maximale
basale snelheid.
2. Scroll naar de gewenste maximale basale
snelheid. Als de gewenste snelheid in
het scrollwieltje staat, tikt u op dat getal
om het te selecteren.
Tip: U kunt ook buiten het scrollwieltje
tikken om het getal in het scrollwieltje
te selecteren.
3. Tik op VOLGENDE.
Opmerking: Zo nodig kunt u de Maximale
basale snelheid later aanpassen. Zie
"Maximale basaalsnelheid" op pagina 123.
60