•
Houd u bij het dragen van de Dexcom G6 aan de door Dexcom
goedgekeurde plaatsen.
•
Alle Dexcom G6-signalen worden geconfigureerd en aangestuurd door
uw Dexcom G6-app. Stel uw signalen voor een lage of hoge waarde en
eventuele andere signalen in uw Dexcom G6-app in voordat u het
Omnipod 5-systeem gaat gebruiken.
Opmerking: Het Omnipod 5-systeem waarschuwt u ook als uw
sensorglucosewaarde op of onder 3,1 mmol/L (55 mg/dL) komt.
•
Verzeker u er altijd van dat het serienummer (SN) van de Zender die u
invoert in de apps van de Dexcom G6 en de Omnipod 5 overeenkomt met
die van de Zender op uw lichaam.
19.2 Plaatsen van de Dexcom G6-sensor
De Bluetooth-verbinding tussen de sensor en de Pod werkt het beste als deze
niet door het lichaam hoeft te gaan. Door beide apparaten minstens 8 cm
(3 inch) van elkaar en binnen elkaars gezichtsveld te houden, ontstaat er een
consistente Zendercommunicatie met de Pod.
Opmerking: Binnen het gezichtsveld betekent dat u de Pod en de sensor aan
dezelfde kant van het lichaam dient te dragen, zodat de twee apparaten elkaar
kunnen 'zien' zonder dat uw lichaam de communicatie blokkeert.
Voorbeelden plaatsing bij volwassenen
Pod
Over de Dexcom G6 19
Sensor
Sensor
Pod
249