KH (Koolhydraten)
Verbinden
Controller
Deactivering
Apparaat
Pod verwijderen
Gevarenalarm
Hyperglykemie
Hypoglykemie
Niet opmerken van
hypoglykemie
Infusieplaats
Insuline 'on board' (IOB)
Systeemtechnologie en navigatie
Suikers en zetmeel die worden geconsumeerd
en door het lichaam worden afgebroken
tot glucose.
Bij de Omnipod 5 verwijst 'verbinden' naar het
opzetten van draadloze communicatie tussen
systeemcomponenten. De Omnipod 5 maakt
gebruik van Bluetooth® draadloze technologie
om te communiceren met uw Pod en van de
Zender naar de Pod.
Een Omnipod 5-apparaat, geleverd door
Insulet, met daarop de Omnipod 5-app om het
Omnipod 5-systeem te bedienen.
Voorkeursmethode voor het afsluiten
van een Pod. Door deactivering wordt de
insulinetoediening in de Pod uitgeschakeld
en kan de Omnipod 5-app een nieuwe
Pod activeren.
Bij de Omnipod 5 verwijst 'apparaat' naar de
Omnipod 5-Controller die wordt gebruikt om
de Omnipod 5-app te bedienen.
Als u door een communicatieprobleem
een Pod niet kunt deactiveren, kan de
Omnipod 5 met de optie VERWIJDEREN
een nieuwe Pod activeren zonder de actieve
Pod af te sluiten. Verwijder een 'verwijderde'
Pod altijd van uw lichaam, omdat deze nog
steeds insuline kan afgeven.
Een alarm dat u signaleert over een probleem
met het Omnipod 5-systeem dat uw
onmiddellijke aandacht vereist, zoals een
verstoring van uw insulinetoediening.
Een hoge glucose. Een hoger dan normaal
glucosegehalte in het bloed; meestal hoger dan
13,9 mmol (250 mg/dL).
Een lage glucose. Een lager dan normaal
glucosegehalte in het bloed; meestal lager dan
3,9 mmol/L (70mg/dL).
Een aandoening waarbij een persoon de
symptomen van hypoglykemie niet opmerkt
of herkent.
De plaats op het lichaam waar de canule van
een Pod wordt ingebracht om insuline toe
te dienen.
Insuline die nog actief is (beschikbaar om de
glucose te verlagen) in het lichaam.
2
27