88
1-3. Antidiefstalsysteem
∗
Alarm
Het alarm
Met licht en geluid worden alarmsignalen gegeven wanneer er een inbraakpo-
ging wordt gedetecteerd.
Wanneer het alarmsysteem is ingeschakeld, wordt het alarm onder de volgende
omstandigheden geactiveerd:
●
Een vergrendeld portier of de achterklep wordt ontgrendeld of geopend zon-
der gebruik te maken van de instapfunctie of de afstandsbediening. (Het por-
tier wordt automatisch weer vergrendeld.)
●
Als de motorkap wordt geopend.
●
De inbraaksensor signaleert een beweging in de auto. (Iemand dringt de auto
binnen.) (indien aanwezig)
●
Als de hellingsensor een verandering van de helling van de auto signaleert.
(indien aanwezig)
Inschakelen van het alarmsysteem
Sluit de portieren, de achterklep en de
motorkap en vergrendel alle portieren
met de instapfunctie of de afstandsbe-
diening. Na 30 seconden wordt het
systeem automatisch ingeschakeld.
Het systeem is ingeschakeld zodra het
controlelampje niet meer constant
brandt maar knippert.
∗
: Indien aanwezig