398
6-1. Gebruik van de airconditioning
Overige functies
■
Schakelen tussen buitenluchtmodus en recirculatiemodus
Druk op
Druk op
Het controlelampje boven de geselecteerde toets gaat branden.
■
Pollenverwijderingsmodus (indien aanwezig)
Pollen worden verwijderd en de luchtstroom wordt naar het bovenlichaam
geleid.
Selecteer
Wanneer de pollenverwijderingsmodus is ingeschakeld, wordt
bedieningsscherm voor de airconditioning weergegeven.
Om te voorkomen dat de voorruit beslaat als de temperatuur van de buitenlucht
laag is, treedt de ontvochtigingsfunctie mogelijk in werking.
De pollen worden ook uitgefilterd als de pollenverwijderingsmodus uitgeschakeld
is.
■
Ontwasemen van de voorruit
De ruitverwarming wordt gebruikt om de voorruit en de zijruiten voor te ont-
wasemen.
Druk op
Zet, als de recirculatiemodus is ingeschakeld, de luchttoevoertoets in de buiten-
luchtmodus. (Mogelijk gaat dit automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de temperatuur om de voorruit en zijruiten snel-
ler te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd nogmaals op
naar de vorige modus.
■
Ontwasemen van de achterruit en buitenspiegels
De achterruit- en buitenspiegelverwarming worden gebruikt om de achter-
ruit te ontwasemen en om regendruppels, dauw en ijs van de buitenspiegels
te verwijderen.
Druk op
De achterruit- en buitenspiegelverwarming wordt na een tijdje automatisch uitge-
schakeld.
om naar de recirculatiemodus te schakelen.
om naar de buitenluchtmodus te schakelen.
op het bedieningsscherm voor de opties.
.
.
op het
om terug te keren