248
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■
Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling anders niet goed
werkt. (Sommige materialen, zoals sneeuw, ijs of plastic, worden niet door de sensor
waargenomen.)
Als er gesignaleerd wordt dat er iets op de sensor aanwezig is, wordt de Dynamic Radar
Cruise Control uitgeschakeld.
Lenskap
1
Radarsensor
2
■
Weergave bediening
Wanneer de schakelaar van de Dynamic Radar Cruise Control wordt bediend, wordt
gedurende een paar seconden een scherm weergegeven op het instrumentenpaneel
met aanwijzingen voor het bedienen van de schakelaar van de Dynamic Radar Cruise
Control of de afstandsschakelaar. (→Blz. 110)
■
Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet opletten.
(→Blz. 512)