262
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■
Werking zoemer en afstand tot een obstakel
Een zoemer klinkt als de sensoren in werking zijn.
●
De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto dichter bij
het obstakel komt. Als de auto het obstakel genaderd is tot onderstaande
afstanden, klinkt de zoemer continu:
• Middelste sensoren voor: ongeveer 30 cm
• Hoeksensoren: Ongeveer 30 cm
• Middelste sensoren achter: ongeveer 35 cm
●
Als er gelijktijdig 2 of meer obstakels worden gesignaleerd, reageert het
zoemersysteem op het dichtstbijzijnde obstakel. Als een of beide obstakels
dichter bij de auto komen dan hierboven vermeld staat, klinkt er een lang-
durig piepsignaal, gevolgd door elkaar snel opvolgende piepsignalen.
Detectiegebied sensoren
1
Ongeveer 100 cm
2
Ongeveer 150 cm
3
Ongeveer 50 cm
4
Ongeveer 60 cm
Het schema toont het detectiebereik
van de sensoren. Merk op dat de senso-
ren geen obstakels kunnen detecteren
die zich extreem dicht bij de auto bevin-
den.
Het bereik van de sensoren kan ver-
schillend zijn, afhankelijk van bijvoor-
beeld de vorm van het object.