238
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt weergegeven.
1
Verhogen van de snelheid
2
Verlagen van de snelheid
Kleine wijziging: Beweeg de hendel kort
in de gewenste richting.
Grote wijziging: Houd de hendel in de
gewenste richting gedrukt.
De ingestelde snelheid wordt als volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt.
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of verlaagd totdat
de hendel wordt losgelaten
Uitschakelen en hervatten van de constante-snelheidsregeling
1
Door de hendel naar u toe te trek-
ken wordt de constante-snelheids-
regeling uitgeschakeld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
2
Door de hendel omhoog te drukken
wordt de constante-snelheidsrege-
ling hervat.
Hervatten van de cruise control is
mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.