3-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■
Aanwijzing voor de startknopfunctie
●
Zelfs wanneer de elektronische sleutel zich binnen het effectieve bereik (detectiege-
bied) bevindt, werkt het systeem mogelijk niet goed wanneer de elektronische sleutel
op het dashboard, op de hoedenplank, op de vloer of in de portiervakken of het dash-
boardkastje ligt wanneer het hybridesysteem wordt gestart of de stand van het contact
wordt gewijzigd.
●
Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt, kan het hybridesysteem
mogelijk worden gestart als de elektronische sleutel zich in de buurt van de ruit bevindt.
■
Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
●
Auto's met instapfunctie: Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektroni-
sche sleutel niet binnen een afstand van 2 meter van de auto.
●
Het Smart entry-systeem met startknop kan vooraf worden uitgeschakeld.
(→Blz. 569)
■
Voor een juiste bediening van het systeem
●
Zorg ervoor dat u de elektronische sleutel bij u hebt als u het systeem bedient. Houd de
elektronische sleutel niet te dicht bij de auto als u het systeem van buitenaf bedient.
Afhankelijk van de positie en de conditie waarin de elektronische sleutel wordt
bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet door het systeem gesignaleerd, waardoor het
systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan per ongeluk afgaan of de func-
tie die voorkomt dat de portieren per ongeluk worden vergrendeld, werkt wellicht
niet.)
●
Laat de elektronische sleutel niet in de bagageruimte achter.
De beveiligingsfunctie tegen het insluiten van de sleutel functioneert mogelijk niet als
de sleutel zich op bepaalde locaties bevindt, zoals vlak bij een reservewiel (indien aan-
wezig), in de binnenrand van de bagageruimte, of door de omstandigheden waarin de
sleutel zich bevindt (zoals in een tas van metaal(folie), of dicht bij een metalen voor-
werp) of in de buurt van storende radiogolven. (→Blz. 138)
■
Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
●
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en het openen van de achterklep:
gebruik de mechanische sleutel. (→Blz. 542)
Starten van het hybridesysteem: →Blz. 543
●
■
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (van bijvoorbeeld het Smart entry-systeem met startknop) kunnen
worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen: →Blz. 569)
■
Als het Smart entry-systeem met startknop is uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen
●
Vergrendelen en ontgrendelen van de portieren en openen van de achterklep:
Gebruik de afstandsbediening of de mechanische sleutel. (→Blz. 128, 136, 542)
●
Starten van het hybridesysteem en wijzigen van de standen van het contact:
→Blz. 543
Uitschakelen van het hybridesysteem: →Blz. 202
●
145
3