Wijzigen van de ingestelde snelheid
Bedien, om de ingestelde snelheid te wijzigen, de hendel totdat de gewenste
snelheid wordt weergegeven.
1
Verhogen van de snelheid
2
Verlagen van de snelheid
Kleine wijziging: Beweeg de hendel kort
in de gewenste richting.
Grote wijziging: Houd de hendel in de
gewenste richting gedrukt.
Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld, wordt de ingestelde snelheid als volgt
verhoogd of verlaagd:
• Wanneer de ingestelde snelheid getoond wordt in "MPH"
Fijnafstelling: Ongeveer 8 km/h, telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 8 km/h, voor iedere 0,3 seconden dat de hendel
wordt vastgehouden
• Wanneer de ingestelde snelheid wordt getoond in "km/h"
Fijnafstelling: Ongeveer 5 km/h, telkens als de hendel wordt bediend
Ruime afstelling: Ongeveer 5 km/h, voor iedere 0,3 seconden dat de hendel
wordt vastgehouden
Bij de constante-snelheidsregeling (→Blz. 246), wordt de ingestelde snelheid als
volgt verhoogd of verlaagd:
Fijnafstelling: Ongeveer 1,6 km/h, telkens als de hendel bediend wordt
Ruime afstelling: De ingestelde snelheid wordt continu verhoogd of verlaagd totdat
de hendel wordt losgelaten
4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
243
4