184
4-1. Voordat u gaat rijden
Rijden met de auto
Volg om veilig te kunnen rijden de onderstaande procedures:
Starten van het hybridesysteem
→Blz. 201
Rijden
1
Zet met ingetrapt rempedaal de selectiehendel in stand D. (→Blz. 208)
2
Deactiveer de parkeerrem. (→Blz. 216)
3
Laat het rempedaal geleidelijk opkomen en trap langzaam het gaspedaal in
om de auto in beweging te brengen.
Tot stilstand brengen van de auto
1
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
2
Activeer indien nodig de parkeerrem.
Zet de selectiehendel in stand P als er gedurende langere tijd wordt gestopt.
(→Blz. 208)
Parkeren van de auto
1
Trap, terwijl de selectiehendel in stand D staat, het rempedaal in.
2
Activeer de parkeerrem. (→Blz. 216)
3
Zet de selectiehendel in stand P. (→Blz. 208)
Plaats bij het parkeren op een helling indien nodig wielblokken.
4
Druk op de startknop om het hybridesysteem te stoppen.
5
Vergrendel de portieren nadat u hebt gecontroleerd of u de elektronische
sleutel bij u hebt.
Wegrijden op een helling
1
Activeer de parkeerrem en zet de selectiehendel in stand D.
2
Trap het gaspedaal geleidelijk in.
3
Ontgrendel de parkeerrem.