■
Bedieningsscherm voor opties
De functies kunnen in en uit worden geschakeld.
1
Koel- en ontvochtigingsfunctie
2
Afzonderlijk instellen van de tem-
peratuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier (DUAL-
modus)
(indien aanwezig) (→Blz. 397)
3
Verwijderen van pollen uit de
lucht (pollenverwijderingsmodus)
(→Blz. 398)
Gebruik van de automatische modus
1
Druk op
conditioning.
2
Wijzig de ingestelde temperatuur.
3
Druk op
tioning om de werking te beëindigen.
■
Wanneer het systeem handmatig wordt bediend in de automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de automatische modus. De automati-
sche modus blijft echter ingeschakeld voor de andere functies dan die wor-
den bediend.
■
Afzonderlijk instellen van de temperatuur voor de bestuurder en voor de
voorpassagier (DUAL-modus) (indien aanwezig)
Voer een van de volgende procedures uit om de DUAL-modus in te schake-
len:
●
Druk op de toets
●
Selecteer DUAL op het bedieningsscherm voor de opties.
●
Wijzig de ingestelde temperatuur aan passagierszijde.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld, gaat het controlelampje branden.
Wanneer de DUAL-modus is ingeschakeld, wordt de temperatuur uit de uit-
stroomopeningen achter ingesteld via de ingestelde temperatuur rechts.
6-1. Gebruik van de airconditioning
of selecteer AUTO op het bedieningsscherm voor de air-
of selecteer OFF op het bedieningsscherm voor de aircondi-
.
397
6