tot een waarde die is afgestemd op de ver-
keerssituatie.
Het rempedaal zo lang ingedrukt blijven
X
houden tot de noodstopsituatie voorbij is.
Het ABS voorkomt daarbij het blokkeren
van de wielen.
De remmen functioneren weer normaal, als:
het rempedaal wordt losgelaten
R
geen gevaar voor een ongeval meer bestaat
R
geen obstakel in de lijn van de auto wordt
R
herkend.
De adaptieve remassistent wordt dan
gedeactiveerd.
Als de adaptieve remassistent vraagt om een
bijzonder hoge remdruk, worden tegelijker-
tijd preventieve beschermingsmaatregelen
voor de inzittenden (PRE-SAFE
De adaptieve remassistent kan tot een rij-
snelheid van circa 250 km/h op objecten
reageren, die tijdens de waarneemduur ten
minste eenmaal als rijdend zijn herkend.
Op stilstaande obstakels reageert de adap-
tieve remassistent tot een rijsnelheid van
circa 70 km/h.
Adaptief remlicht
Het adaptieve remlicht waarschuwt het ach-
teropkomend verkeer bij een noodstopsitua-
tie door:
knipperende remlichten
R
inschakelen van de alarmknipperlichten.
R
Als u boven een snelheid van 50 km/h krach-
tig remt of bij het remmen door de BAS of de
BAS PLUS wordt ondersteund, knipperen de
remlichten snel. Daardoor wordt het achter-
opkomende verkeer op buitengewoon opval-
lende wijze gewaarschuwd.
Als deze remmanoeuvre vanaf een snelheid
van meer dan 70 km/h tot stilstand wordt
uitgevoerd, schakelen de alarmknipperlich-
ten bij stilstand automatisch in. Wanneer het
rempedaal opnieuw wordt ingedrukt, dan
branden de remlichten weer continu. De
alarmknipperlichten worden automatisch uit-
geschakeld als er sneller dan 10 km/h wordt
gereden. De alarmknipperlichten kunnen ook
met de alarmknipperlichtentoets worden uit-
geschakeld (
ESP
gramma)
Algemene aanwijzingen
i
voorschriften" (
Het ESP
tractie, dat wil zeggen de krachtoverbrenging
tussen de banden en het wegdek.
Herkent het ESP
®
) geactiveerd.
ste koers afwijkt, dan worden ter stabilisatie
een of meerdere wielen doelgericht afge-
remd. Om de auto binnen de natuurkundige
grenzen op de gewenste koers te houden,
wordt tevens het motorvermogen automa-
tisch aangepast. Het ESP
het wegrijden op een natte of gladde weg.
Ook bij het remmen kan het ESP
stabiliseren.
ETS/4ETS (elektronisch tractiesys-
teem)
i
voorschriften" (
De tractieregeling ETS is een onderdeel van
het ESP
onderdeel van het ESP
De tractieregeling remt de aangedreven wie-
len afzonderlijk af als deze doordraaien. Daar-
door kunt u ook op gladde wegen wegrijden of
accelereren, bijvoorbeeld bij een eenzijdig
gladde ondergrond. Bovendien wordt meer
aandrijfkoppel overgebracht naar het wiel of
de wielen met grip.
Als het ESP
tractieregeling actief.
Rijveiligheidssystemen
pagina 127).
Y
®
(elektronisch stabiliteitspro-
Het onderwerp "Belangrijke veiligheids-
pagina 73) in acht nemen.
Y
®
controleert de rijstabiliteit en de
®
dat de auto van de gewen-
Het onderwerp "Belangrijke veiligheids-
pagina 73) in acht nemen.
Y
®
. Bij auto's met 4MATIC vormt 4ETS
®
.
®
wordt uitgeschakeld, blijft de
®
ondersteunt bij
®
de auto
Z
77