Voor het begin van de winter bij een gekwa-
lificeerde werkplaats een winterinspectie
laten uitvoeren.
Bij gladheid zeer voorzichtig rijden. Abrupt
accelereren, sturen en remmen vermijden.
De TEMPOMAAT of de DISTRONIC PLUS niet
gebruiken.
Als de auto in een slip dreigt te raken of als u
bij lage snelheid niet kunt stoppen:
Auto's met handgeschakelde versnel-
X
lingsbak: De neutraalstand inschakelen.
Auto's met automatische transmissie:
X
De automatische transmissie in stand N
zetten.
De auto door stuurcorrecties onder con-
X
trole proberen te houden.
De buitentemperatuurmeter is niet bedoeld
als ijswaarschuwing en daarom ook niet
geschikt voor dit doel. Een veranderde bui-
tentemperatuur wordt vertraagd weergege-
ven.
Een weergegeven temperatuur iets boven het
vriespunt is geen garantie dat het wegdek vrij
van ijs is. Er kan zich desondanks ijs op het
wegdek hebben gevormd, in het bijzonder in
bosrijk gebied of op bruggen.
Zodra de temperatuur het vriespunt nadert,
moet bijzondere aandacht aan de staat van
het wegdek worden gegeven.
Meer informatie over het rijden met een
sneeuwkettingen (
pagina 369).
Y
Meer informatie over het rijden met zomer-
banden (
pagina 368).
Y
De aanwijzingen in het hoofdstuk "Gebruik in
de winter" (
pagina 368) in acht nemen.
Y
Rijsystemen
TEMPOMAAT
Algemene aanwijzingen
De TEMPOMAAT zorgt ervoor dat een con-
stante snelheid wordt aangehouden. Het sys-
teem remt zelfstandig, om de ingestelde snel-
heid niet te overschrijden. Bij lange en steile
afdalingen, in het bijzonder bij een zwaar
beladen auto en bij het rijden met een aan-
hangwagen, moet vroegtijdig in een lagere
versnelling worden geschakeld. Bij auto's
met automatische transmissie moet daartoe
van tevoren in het handmatig schakelpro-
gramma M worden geschakeld
(
pagina 177). Zo wordt gebruikgemaakt van
Y
de remwerking van de motor. Daardoor wordt
het remsysteem ontlast en wordt voorkomen
dat de remmen oververhit raken en te snel
slijten.
De TEMPOMAAT alleen gebruiken als u lan-
gere tijd met een constante snelheid kunt rij-
den. Elke snelheid boven 30 km/h kan wor-
den ingesteld.
De door de snelheidsmeter aangegeven snel-
heid kan in geringe mate afwijken van de
opgeslagen snelheid.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
De TEMPOMAAT kan het gevaar voor onge-
vallen van een niet aangepaste rijstijl niet ver-
minderen en de natuurkundige grenzen niet
verleggen. De TEMPOMAAT kan geen reke-
ning houden met de verkeers- en weersom-
standigheden en de verkeerssituatie. De
TEMPOMAAT is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de
veilige afstand, de gereden snelheid, het tijdig
remmen en het aanhouden van de rijstrook.
De TEMPOMAAT niet gebruiken:
in verkeerssituaties die het rijden met con-
R
stante snelheid niet toestaan, bijvoorbeeld
druk verkeer, wegen met veel bochten
op gladde of glibberige wegen. De aange-
R
dreven wielen kunnen door remmen of
accelereren hun grip verliezen en de auto
kan in een slip raken
bij slecht zicht, bijvoorbeeld door mist,
R
hevige regen of sneeuw.
Bij het wisselen van bestuurder attenderen op
de opgeslagen snelheid.
Rijsystemen
191
Z