Rijsystemen
194
bij auto's met handgeschakelde versnel-
R
lingsbak een te hoge versnelling wordt
ingeschakeld waardoor het motortoerental
te ver daalt
bij auto's met automatische transmissie de
R
transmissie tijdens het rijden in stand N
wordt gezet.
Als de TEMPOMAAT wordt uitgeschakeld
klinkt er een waarschuwingssignaal. Op het
multifunctioneel display verschijnt gedu-
rende circa 5 seconden de melding
MAT Uit
MAT
Uit.
i
Als de motor wordt afgezet, wordt de
laatst opgeslagen snelheid gewist.
SPEEDTRONIC
Algemene aanwijzingen
De SPEEDTRONIC remt automatisch, opdat
de ingestelde snelheid niet wordt overschre-
den. Bij lange en steile afdalingen, in het bij-
zonder bij een zwaar beladen auto en bij het
rijden met een aanhangwagen, moet vroeg-
tijdig in een lagere versnelling worden
geschakeld. Bij auto's met automatische
transmissie moet daartoe van tevoren in het
handmatig schakelprogramma M worden
geschakeld (
pagina 177). Zo wordt gebruik-
Y
gemaakt van de remwerking van de motor.
Daardoor wordt het remsysteem ontlast en
wordt voorkomen dat de remmen oververhit
raken en te snel slijten. Moet er extra worden
geremd, dan het rempedaal niet continu
indrukken maar met intervallen.
De snelheid kan variabel of permanent wor-
den begrensd:
variabel voor snelheidsbegrenzingen, bij-
R
voorbeeld in de bebouwde kom
permanent voor langdurige snelheidsbe-
R
grenzingen, bijvoorbeeld voor het rijden
met winterbanden (
i
De door de snelheidsmeter aangegeven
snelheid kan in geringe mate afwijken van
de opgeslagen snelheidsbegrenzing.
TEMPO‐
TEMPO‐
pagina 196)
Y
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
De SPEEDTRONIC kan het gevaar voor onge-
vallen van een niet aangepaste rijstijl niet ver-
minderen en de natuurkundige grenzen niet
verleggen. De SPEEDTRONIC kan geen reke-
ning houden met de verkeers- en weersom-
standigheden en de verkeerssituatie. De
SPEEDTRONIC is slechts een hulpmiddel. De
bestuurder is zelf verantwoordelijk voor de
veilige afstand, de gereden snelheid, het tijdig
remmen en het aanhouden van de rijstrook.
Bij het wisselen van bestuurder attenderen op
de opgeslagen snelheid.
Variabele SPEEDTRONIC
Algemene aanwijzingen
Inschakelen of snelheid verhogen
:
LIM-controlelampje
;
Inschakelen met actuele of laatst opge-
=
slagen snelheid
Inschakelen of snelheid verlagen
?
Omschakelen tussen de TEMPOMAAT en
A
de variabele SPEEDTRONIC
TEMPOMAAT uitschakelen
B
Met de TEMPOMAAT-hendel worden de TEM-
POMAAT of de DISTRONIC PLUS en de varia-
bele SPEEDTRONIC bediend.