Rijsystemen
226
De dodehoekassistent ondersteunt vanaf een
snelheid van circa 30 km/h.
Belangrijke veiligheidsvoorschriften
G
WAARSCHUWING
De dodehoekassistent reageert niet op voer-
tuigen:
wanneer u deze met weinig zijdelingse
R
afstand inhaalt en deze zich vervolgens in
de dode hoek bevinden
die met een groot snelheidsverschil nade-
R
ren en u inhalen.
Daardoor kan de dodehoekassistent in deze
situaties niet waarschuwen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen!
De verkeerssituatie altijd opmerkzaam in acht
nemen en voldoende zijdelingse afstand aan-
houden.
De dodehoekassistent is slechts een hulp-
middel. Deze herkent mogelijk niet alle voer-
tuigen en ontslaat u er niet van zelf goed te
blijven opletten. Altijd voldoende zijdelingse
afstand tot andere verkeersdeelnemers en
obstakels aanhouden.
Radarsensoren
De radarsensoren van de dodehoekassistent
zijn in de achterbumper geïntegreerd. De
bumpers moeten vrij zijn van vuil, ijs en aan-
gekoekte sneeuw. De sensoren mogen niet
worden afgedekt, bijvoorbeeld door een fiets-
drager of uitstekende bagage. Na een zware
botsing of een beschadiging van de bumper
de werking van de radarsensoren laten con-
troleren bij een gekwalificeerde werkplaats.
In deze gevallen kan het voorkomen dat de
dodehoekassistent niet meer correct functio-
neert.
Controlegebied van de sensoren
De herkenning kan vooral beperkt zijn bij:
vervuilde of afgedekte sensoren
R
slecht zicht, bijvoorbeeld door mist, hevige
R
regen of sneeuw
vooruitrijdende smalle voertuigen, bijvoor-
R
beeld motorfietsen of fietsen
zeer brede rijstroken
R
smalle rijstroken
R
sterk zijdelings versprongen rijdende voer-
R
tuigen
vangrails of overeenkomstige wegbegren-
R
zingen.
Voertuigen die zich in het controlegebied
bevinden worden dan niet weergegeven.
De dodehoekassistent bewaakt het in de
afbeelding weergegeven gebied tot 3,0 m
achter en direct naast de auto. De dodehoe-
kassistent gebruikt hiervoor radarsensoren in
de achterbumper.
Bij smalle rijstroken, in het bijzonder bij sterk
zijdelings versprongen rijdende voertuigen
worden mogelijk twee rijstroken verder rij-
dende voertuigen herkend. Dit kan het geval
zijn als voertuigen aan de binnenste zijde van
de rijstrook rijden.
In verband met het systeem:
kunnen bij vangrails of dergelijke obstakels
R
ongegronde waarschuwingen worden
gegeven
kan bij lang rijden naast lange voertuigen,
R
bijvoorbeeld een vrachtwagen, de waar-
schuwing onderbroken wordt.