Kinderen in de auto
66
Auto's zonder automatische passa-
giersairbaguitschakeling
Als uw auto geen automatische passagiers-
airbaguitschakeling heeft, kunt u dit zien aan
de speciale sticker. De sticker bevindt zich
aan de passagierszijde aan de zijkant van het
dashboard. Deze is zichtbaar als het passa-
giersportier geopend wordt.
Als de sleutel in het contactslot in stand 2
wordt gedraaid, gaan de controlelampjes
PASSENGER AIR BAG OFF en PASSENGER
AIR BAG ON kort branden. Dit heeft echter
geen functie en is geen aanwijzing voor de
automatische passagiersairbaguitschake-
ling.
Een naar achteren gericht kinderzitje in dit
geval altijd op een geschikte achterzitplaats
monteren (
pagina 66).
Y
De volgende informatie onder "Naar achteren
gericht kinderzitje" en "Naar voren gericht
kinderzitje" evenals over de correcte plaat-
sing van het kinderzitje (
acht nemen.
Naar achteren gericht kinderzitje
Als door omstandigheden een kind in een
naar achteren gericht kinderzitje op de pas-
sagiersstoel wordt beveiligd, moet te allen
tijde gewaarborgd zijn dat de passagiersair-
bag is uitgeschakeld. Alleen als het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF continu
brandt (
pagina 41), is de passagiersairbag
Y
uitgeschakeld.
Altijd de informatie over de correcte plaatsing
van het kinderzitje (
pagina 66) in
Y
pagina 66) in acht
Y
nemen, evenals de montage- en gebruiks-
handleiding van de fabrikant van het kinder-
zitje.
Naar voren gericht kinderzitje
Als door omstandigheden een kind in een
naar voren gericht kinderzitje op de passa-
giersstoel wordt beveiligd, de passagiersstoel
altijd zo ver mogelijk naar achteren zetten.
Het draagvlak van het kinderzitje moet volle-
dig op de zitting van de passagiersstoel rus-
ten. De leuning van het kinderzitje moet zo
volledig mogelijk tegen de rugleuning van de
passagiersstoel aan liggen. Daarbij mag het
kinderzitje niet het dak raken of door de
hoofdsteun worden belast. Daartoe de rug-
leuninghoek en de instelling van de hoofd-
steun overeenkomstig aanpassen. Daarbij
altijd de correcte ligging van de schoudergor-
del vanaf de gordelgeleiding van de auto naar
de schoudergordelgeleiding van het kinder-
zitje in acht nemen. De schoudergordelband
moet vanaf het gordeldoorvoerpunt naar
voren en omlaag verlopen. Naar behoefte de
gordelgeleiding en de passagiersstoel over-
eenkomstig instellen.
Altijd de informatie over de correcte plaatsing
van het kinderzitje (
Y
nemen, evenals de montage- en gebruiks-
handleiding van de fabrikant van het kinder-
zitje.
Geschikte plaatsing van kinderzitjes
Inleiding
In de auto mogen alleen goedgekeurde kin-
derzitjes volgens ECE-norm ECE‑R44 worden
gebruikt.
Bij bepaalde kinderzitjes van gewichtsgroep
III kan het gebeuren dat het gebruiksbereik
beperkt is. Door mogelijk contact met het dak
kan het gebeuren, dat het kinderzitje niet op
de maximumgrootte kan worden ingesteld.
pagina 66) in acht