Bandenspanning
370
Toegestane velg-bandcombinaties
(
pagina 381).
Y
Sneeuwkettingen alleen gebruiken als de
R
weg geheel met sneeuw bedekt is. De
sneeuwkettingen zo snel mogelijk verwij-
deren, als de weg niet meer geheel met
sneeuw bedekt is.
Plaatselijke bepalingen kunnen het gebruik
R
van sneeuwkettingen beperken. De betref-
fende voorschriften in acht nemen als u
sneeuwkettingen wilt monteren.
De toegestane maximumsnelheid van
R
50 km/h niet overschrijden.
De actieve parkeerassistent (
R
mag niet worden gebruikt als sneeuwket-
tingen gemonteerd zijn.
Bij het wegrijden met sneeuwkettingen kunt u
®
het ESP
(
pagina 78) uitschakelen. Daar-
Y
door kunnen de wielen gecontroleerd door-
draaien en een verhoogde aandrijfkracht
genereren (freeswerking).
Meer informatie over het rijden met een nood-
wiel (
pagina 395).
Y
Bandenspanning
Informatie over de bandenspanning
G
WAARSCHUWING
Banden met een te lage of een te hoge ban-
denspanning leveren de volgende gevaren op:
De banden kunnen klappen, in het bijzon-
R
der bij toenemende belading en snelheid.
De banden kunnen overmatig en/of onge-
R
lijkmatig slijten, waardoor de grip sterk
nadelig wordt beïnvloed.
De rij-eigenschappen en het stuur- en rem-
R
gedrag kunnen sterk nadelig beïnvloed wor-
den.
Er bestaat gevaar voor ongevallen!
De geadviseerde bandenspanningen in acht
nemen en de bandenspanningen van alle ban-
den, inclusief het reservewiel, controleren:
ten minste elke twee weken
R
bij gewijzigde belading
R
voor aanvang van een langere rit
R
bij gewijzigde gebruiksomstandigheden,
R
bijvoorbeeld rijden in het terrein.
De bandenspanning zo nodig aanpassen.
G
Als ongeschikte accessoires op bandenven-
tiel worden gemonteerd, kunnen de banden-
pagina 210)
Y
ventielen worden overbelast en falen, waar-
door verlies van bandenspanning wordt ver-
oorzaakt. Voor montage naderhand aangebo-
den bandenspanningscontrolesystemen hou-
den het bandenventiel geopend. Dit kan
bovendien leiden tot verlies van bandenspan-
ning. Er bestaat gevaar voor ongevallen!
Alleen de standaard of de door Mercedes-
Benz speciaal voor uw auto goedgekeurde
ventieldopjes op de bandenventielen schroe-
ven.
G
Als de bandenspanning herhaaldelijk daalt,
kunnen velg, ventiel of band beschadigd zijn.
Een te lage bandenspanning kan tot klappen
van de band leiden. Er bestaat gevaar voor
ongevallen!
De band controleren op binnengedrongen
R
voorwerpen.
Controleer of de velg of het ventiel lekkage
R
vertonen.
Als de beschadiging niet kan worden verhol-
pen, contact opnemen met een gekwalifi-
ceerde werkplaats.
H
De bandenspanning regelmatig controleren,
echter ten minste elke 14 dagen.
Op het bandenspanningsplaatje in de tank-
dopklep van de auto vindt u een tabel voor de
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING
Milieu-aanwijzing