Veiligheidssystemen inzittenden
50
Automatische passagiersairbaguit-
schakeling
Inleiding
Voor het herkennen van een kinderzitje op de
passagiersstoel classificeert de automati-
sche passagiersairbaguitschakeling de per-
soon op de passagiersstoel. Afhankelijk van
het resultaat wordt de passagiersairbag in- of
uitgeschakeld. Als een naar achteren gericht
kinderzitje op de passagiersstoel is gemon-
teerd, moet het controlelampje PASSENGER
AIR BAG OFF na de systeemzelftest continu
branden. De passagiersairbag is uitgescha-
keld.
Het systeem schakelt de volgende onderde-
len niet uit:
de sidebag
R
de windowbag
R
de gordelspanners
R
Controleer of uw auto met automatische pas-
sagiersairbaguitschakeling is uitgerust
(
pagina 65). Als dat niet het geval is, een
Y
kinderzitje altijd op een geschikte achterzit-
plaats monteren (
Als door omstandigheden een kinderzitje op
de passagiersstoel moet worden gemon-
teerd, beslist op een correcte plaatsing van
het kinderzitje letten. Nooit voorwerpen,
zoals een kussen, onder of achter het kinder-
zitje leggen. Het draagvlak van het kinderzitje
moet volledig op de zitting van de passagiers-
stoel rusten. De leuning van een naar voren
gericht kinderzitje moet zo volledig mogelijk
tegen de rugleuning van de passagiersstoel
aan liggen. Daarbij mag het kinderzitje niet
het dak raken of door de hoofdsteun worden
belast. Daartoe de rugleuninghoek en de
instelling van de hoofdsteun overeenkomstig
aanpassen. Alleen op die manier is een cor-
recte werking van de automatische passa-
giersairbaguitschakeling gewaarborgd. Altijd
de informatie over de correcte plaatsing van
het kinderzitje (
evenals de montagehandleiding van de fabri-
kant van het kinderzitje.
pagina 66).
Y
pagina 66) in acht nemen,
Y
Werking van de automatische passa-
giersairbaguitschakeling
Controlelampje PASSENGER AIR BAG
:
OFF
Controlelampje PASSENGER AIR BAG ON
;
Aan de hand van de controlelampjes is te zien
of de passagiersairbag uit- of ingeschakeld is.
De start-stop-toets een‑ of tweemaal
X
indrukken of de sleutel in het contactslot in
stand 1 of 2 draaien.
Het systeem voert een zelftest uit.
De controlelampjes PASSENGER AIR BAG
OFF en PASSENGER AIR BAG ON moet tege-
lijkertijd gedurende circa zes seconden gaan
branden.
Vervolgens tonen de controlelampjes de sta-
tus van de passagiersairbag.
PASSENGER AIR BAG OFF brandt: De pas-
R
sagiersairbag is uitgeschakeld. Hij wordt bij
een ongeval niet geactiveerd.
PASSENGER AIR BAG ON brandt: De pas-
R
sagiersairbag is ingeschakeld. Als bij een
ongeval wordt voldaan aan de activerings-
criteria, wordt de passagiersairbag geacti-
veerd.
Als de status van de passagiersairbag tijdens
het rijden wijzigt, verschijnt een displaymel-
ding voor de airbag in het instrumentenpa-
neel (
pagina 271). Als de passagiersstoel
Y
bezet is, altijd de controlelampjes PASSEN-
GER AIR BAG ON en PASSENGER AIR BAG
OFF in acht nemen. Voor en ook tijdens het
rijden de werking van de passagiersairbag
niet in gevaar brengen.