Als er geen kinderzitje op de passagiersstoel
is gemonteerd, moet de passagier:
de veiligheidsgordel correct dragen
R
zo rechtop mogelijk zitten, met de rug
R
tegen de rugleuning
mogelijk zo zitten dat de voeten op de vloer
R
staan.
Als de passagier dit niet in acht neemt, kan de
automatische passagiersairbaguitschakeling
worden beïnvloed, bijvoorbeeld omdat de
passagier:
zijn gewicht verlaagt door op de armsteu-
R
nen in de auto te steunen
zodanig zit, dat zijn gewicht loskomt van de
R
zitting.
De passagiersairbag kan door deze of soort-
gelijke handelwijzen abusievelijk worden uit-
geschakeld. In dit geval brandt het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF continu. De
passagiersairbag wordt dan bij een ongeval
niet geactiveerd.
G
WAARSCHUWING
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF brandt, is de passagiersairbag uitgescha-
keld. Hij wordt bij een ongeval niet geacti-
veerd en kan niet meer zoals bedoeld
beschermen. Een persoon op de passagiers-
stoel kan dan bijvoorbeeld met onderdelen
van het interieur in contact komen, in het bij-
zonder als deze dicht op het dashboard zit. Er
bestaat een verhoogd gevaar voor letsel of
zelfs levensgevaar!
Als de passagiersstoel bezet is, altijd waar-
borgen dat:
de classificatie van de persoon op de pas-
R
sagiersstoel correct is, en dat de passa-
giersairbag overeenkomstig de persoon op
de passagiersstoel is in- of uitgeschakeld
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar
R
achteren gezet is
de persoon correct zit.
R
Voor en ook tijdens het rijden de werking van
de passagiersairbag niet in gevaar waarbor-
gen.
Veiligheidssystemen inzittenden
G
WAARSCHUWING
Als een kind in een naar achteren gericht kin-
derzitje op de passagiersstoel wordt beveiligd
en het controlelampje PASSENGER AIR BAG
ON brandt, kan de passagiersairbag bij een
ongeval worden geactiveerd. Het kind kan
door de airbag worden geraakt. Er bestaat een
verhoogd gevaar voor letsel of zelfs levensge-
vaar!
In dit geval altijd waarborgen, dat de passa-
giersairbag uitgeschakeld is. Het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF moet bran-
den.
Als het controlelampje PASSENGER AIR BAG
OFF gedoofd blijft en/of het controlelampje
PASSENGER AIR BAG ON brandt, geen naar
achteren gericht kinderzitje op de passagiers-
stoel monteren. Meer informatie vindt u
onder "Problemen met de automatische pas-
sagiersairbaguitschakeling" (
G
WAARSCHUWING
Als een kind in een naar voren gericht kinder-
zitje op de passagiersstoel wordt beveiligd en
de passagiersstoel te dicht bij het dashboard
wordt geplaatst, kan het kind bij een ongeval:
bijvoorbeeld met onderdelen van het inte-
R
rieur in contact komen, als het controle-
lampje PASSENGER AIR BAG OFF brandt
door de airbag wordt geraakt als het con-
R
trolelampje PASSENGER AIR BAG ON
brandt.
Er bestaat een verhoogd gevaar voor letsel of
zelfs levensgevaar!
De passagiersstoel altijd zo ver mogelijk naar
achteren zetten. Daarbij altijd de correcte lig-
ging van de schoudergordel vanaf de gordel-
geleiding van de auto naar de schoudergor-
delgeleiding van het kinderzitje in acht
nemen. De schoudergordelband moet vanaf
de gordelgeleiding naar voren en omlaag ver-
lopen. Naar behoefte de gordelgeleiding en de
passagiersstoel overeenkomstig instellen.
Ook altijd de informatie in deze handleiding
over de correcte plaatsing van het kinderzitje
51
pagina 54).
Y
Z