3.3. Robotbesturing
Signaalnaam instellen
De gebruiker kan met het toetsenblok op het scherm het signaal een betekenisvolle
naam geven, waarmee de robot met behulp van het signaal eenvoudiger kan
worden geprogrammeerd. Signaalnamen zijn uniek. Dit houdt in dat twee sig-
nalen niet dezelfde naam kunnen krijgen. Signaalnamen kunnen uit maximaal
10 tekens bestaan.
Signaalwaarde
Hier wordt de huidige waarde van het signaal weergegeven. Voor registersig-
nalen wordt de waarde uitgedrukt als een positief geheel getal. Voor uitgangssig-
nalen kan de de gewenste signaalwaarde worden ingesteld met de knop. Voor
een registeruitgang moet de waarde voor de eenheid wederom een positief
geheel getal zijn.
Verbindingsstatus signaal
Dit pictogram geeft aan of het signaal juist kan worden gelezen/geschreven
(groen) of dat de eenheid onverwachts reageert of niet bereikbaar is (grijs).
3.3.11 Tab Log
Gezondheid robot Op de bovenste helft van het scherm wordt de gezondheid
van de robot aangegeven. Het linkerdeel bevat informatie m.b.t. de regelkast
van de robot, terwijl het rechterdeel informatie toont over ieder robotgewricht.
Ieder robotgewricht geeft informatie over de temperatuur van de motor en
elektronica, de belasting van het gewricht en de spanning bij het gewricht.
Robotlog Op de onderste helft van het scherm staan logmeldingen. De eerste
kolom toont de aankomsttijd van de melding. De volgende kolom toont de
afzender van de melding. In de laatste kolom staat de melding zelf.
48
UR-6-85-5-A