82
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
Waarschuwing
(Vervolg)
letsel als gevolg. Laat de ruimte vrij
waarin de airbag wordt opgeblazen.
Leg niets tussen de inzittende en de
airbag; bevestig of leg niets op de
stuurwielnaaf of op of nabij de
bekleding van andere airbags.
Gebruik geen stoelaccessoires die in
de weg zitten wanneer de zijairbag
in de stoel wordt opgeblazen.
Heeft de auto gordijnairbags, zeker
de lading op het dak dan nooit door
een touw of spanband door de
portier- of ruitopeningen te laten
lopen. Doet u dat wel, dan wordt
het opblazen van de gordijnairbag
verhinderd.
Wanneer wordt een airbag
opgeblazen?
Deze auto is uitgerust met airbags. Zie
Airbagsysteem 0 79. Airbags worden
vanzelf opgeblazen als de kracht van
de aanrijding de specifieke activerings-
drempel van het airbagsysteem
overschrijdt. De drempelwaarden
dienen om te voorspellen of de airbags
bij een ongeval nog tijdig kunnen
worden opgeblazen om de inzittenden
op hun plaats te houden. De auto
heeft elektronische frontsensoren
waarmee het airbagsysteem de ernst
van de aanrijding kan vaststellen. De
drempelwaarden voor activering
kunnen per voertuigontwerp
verschillen.
Frontairbags worden bij zware frontale
of halffrontale aanrijdingen geacti-
veerd, voornamelijk om de kans op
zwaar hoofd- en borstletsel bij de
bestuurder en de passagier op de
buitenste zitplaats voorin te vermin-
deren.
Of de frontairbags worden geactiveerd
hangt niet alleen van uw rijsnelheid
af. Dat is afhankelijk van wat er wordt
geraakt, de richting van de impact en
hoe snel de auto vertraagt.
Frontairbags kunnen bij verschillende
impactsnelheden worden geactiveerd;
dat is afhankelijk van of de auto een
voorwerp recht of schuin raakt, of het
voorwerp stilstond of bewoog, of het
stijf of vervormbaar is en of het smal
of breed is.
Frontairbags zijn niet bestemd om af
te gaan wanneer de auto omslaat, bij
achteraanrijdingen en veel zijdelingse
aanrijdingen.
De auto heeft bovendien technolo-
gisch gezien geavanceerde frontair-
bags. Bij geavanceerde frontairbags
wordt de werking van het systeem
aangepast aan de ernst van de
aanrijding.
Knieairbags worden bij matige tot
zware frontale botsingen opgeblazen.
Knieairbags worden niet opgeblazen
wanneer de auto omslaat, bij achter-
aanrijdingen en veel zijdelingse aanrij-
dingen.
De auto is tevens voorzien van een
stoelpositiesensor waarmee het
systeem de positie van de positie van
de passagiersstoel voorin kan
bewaken. De positiesensor van de
passagiersstoel en de gordelsluiting
van de passagier leveren informatie