112
STOELEN EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
5. Ga voor het vastzetten en
blokkeren van het kinderveilig-
heidssysteem met de veiligheids-
gordel van de auto te werk
volgens de instructies in de
gebruikershandleiding van het
kinderveiligheidssysteem.
6. Heeft het kinderzitje een
bovenste bevestigingsband (Top
Tether), volg dan de gebruiksaan-
wijzing van het kinderzitje wat
betreft het gebruik van de
bovenste bevestigingsband. Zie
ISOFIX-kinderzitjes 0 108.
7. Zorg dat het kinderzitje stevig
vastzit voordat u er een kind in
zet. Raadpleeg de instructies van
de fabrikant van het kinderzitje.
Zijn de airbags uitgeschakeld, dan zal
de UIT-indicatie op de statusindicatie
van de passagiersairbag oplichten en
blijven branden wanneer u de auto
start.
Zie "Als het AAN-lampje voor een
kinderzitje brandt" onder Passagiersde-
tectiesysteem 0 85 als er een kinder-
zitje is gemonteerd en het AAN-lampje
brandt.
Ga voor het verwijderen van het
kinderveiligheidssysteem te werk
volgens de instructies in de gebrui-
kershandleiding van het kinderveilig-
heidssysteem om het te deblokkeren.
Maak de veiligheidsgordel van de auto
los en laat deze terugkeren naar de
opgeborgen positie. Koppel de
bovenste bevestigingsband (Top
Tether) los, indien deze is vastgezet op
de verankering voor de bovenste
bevestigingsband.
Voetgangerbescher-
mingssysteem
Uw auto is uitgevoerd met een
voetgangersbescherming waarbij de
motorkap bij het waarnemen van een
passagier tijdens een frontale botsing
binnen het snelheidsbereik
omhoogkomt.
Wanneer de auto bij een frontale
botsing is betrokken met een
voorwerp of voetganger, bepalen
sensoren in de voorbumper de kracht
die door het voorwerp op de
voorbumper wordt uitgeoefend.
Wanneer de snelheid bij een frontale
botsing tussen ongeveer 22 km/h (14
mph) en 50 km/h (31 mph) ligt, brengt
de voetgangersbescherming de
motorkap omhoog, zodat de
voetganger minder zwaar hoofdletsel
oploopt. Door de motorkap omhoog te
laten komen is er meer ruimte tussen
de motorkap en de harde onderdelen
in de motorruimte.