Waarschuwing
(Vervolg)
Gebruik ACC niet in de volgende
gevallen:
Op kronkelende en heuvelach-
tige wegen of wanneer de
sensoren door sneeuw, ijs of
vuil zijn afgedekt. Het
systeem detecteert een
voorligger mogelijk niet. Houd
de gehele voorkant van de
auto schoon.
Bij een beperkt zicht zoals bij
mist, regen of sneeuwval. Er
gelden in dergelijke omstan-
digheden beperkingen voor de
werking van ACC.
Op gladde wegen waarop
snelle tractieveranderingen de
wielen overmatig doen
slippen.
J
: Druk hierop om het systeem in
of uit te schakelen. Het witte controle-
lampje voor de cruisecontrol gaat
branden.
+RES : Druk de knop bij een reeds
geactiveerde ACC korte tijd omhoog
om de eerder ingestelde snelheid te
hervatten of om sneller te rijden. Om
de snelheid met 1 km/h (1 mph) te
verhogen drukt u +RES tot aan de
eerste aanslag omhoog. Om de
snelheid te verhogen tot de volgende 5
km/h (5 mph) op de snelheidsmeter,
drukt u +RES tot aan de tweede
aanslag omhoog.
RIJDEN EN BEDIENEN
SET- : Druk de knop bij een reeds
geactiveerde ACC korte tijd omlaag
om de snelheid in te stellen en ACC te
activeren of om langzamer te rijden.
Om de snelheid met 1 km/h (1 mph)
te verlagen drukt u SET tot aan de
eerste aanslag omlaag. Om de snelheid
te verlagen tot de volgende 5 km/h (5
mph) op de snelheidsmeter, drukt u
SET tot aan de tweede aanslag
omlaag.
: Indrukken om ACC uit te
schakelen zonder de ingestelde
snelheid uit het geheugen te wissen.
: Indrukken om een volgende
tijdsruimte (of afstand) van de ACC te
selecteren voor Far, Medium of Near
(Ver, Normaal of Dichtbij).
De snelheid kan op de snelheidsmeter
in Engelse of metrieke eenheden
worden weergegeven. Zie Dashboard
0 127. De gebruikte stapwaarde hangt
af van de gehanteerde eenheden.
225