174
BEDIENINGSORGANEN VOOR KLIMAATREGELING
Automatische regeling
Het systeem regelt automatisch de
ventilatorsnelheid, luchtverdeling,
airconditioning en recirculatie om de
auto tot de gewenste temperatuur te
verwarmen of koelen.
Wanneer AUTO brandt, werken alle
vier de functies automatisch. De
afzonderlijke functies zijn ook
handmatig in te stellen. De geselec-
teerde instelling wordt weergegeven.
Functies die niet handmatig zijn
ingesteld, worden altijd automatisch
geregeld, ook als het controlelampje
AUTO niet brandt.
Voor automatische regeling:
1. Druk op AUTO.
2. Stel de temperatuur in. Geeft het
systeem de tijd om zich aan te
passen. Pas vervolgens naar wens
de temperatuur aan voor een
optimaal comfort.
Voor een beter brandstofverbruik en
snellere koeling van de auto kan de
recirculatie bij warm weer automa-
tisch worden geselecteerd. Het recircu-
latielampje gaat niet branden. Druk op
om de recirculatiefunctie te
kiezen; druk nogmaals op de knop om
voor luchtaanvoer van buiten te
kiezen.
U kunt Engelse maateenheden op de
instrumentengroep in metrieke
eenheden wijzigen. Zie "Instellingen"
onder Dashboard 0 127.
OFF (uit) : Druk hierop om de
aanjager in of uit te schakelen. Bij de
optie off (uit) blokkeert het systeem
de luchtstroom in het interieur. Als On
(Aan) is geselecteerd of als enige
andere knop wordt ingedrukt, wordt
de klimaatregeling aangezet en op de
huidige instellingen afgeregeld. U kunt
de temperatuur en de luchtverdeling
nog steeds aanpassen.
w
x
of
: De temperatuur kan apart
voor de bestuurder en de passagier
worden geregeld. Druk op de pijltjes-
toetsen om de temperatuur te
verhogen of verlagen. Houd de toetsen
ingedrukt om de temperatuur versneld
te verhogen of te verlagen. U kunt de
temperatuur aan bestuurders- en
passagierszijde ook aanpassen door de
knoppen op het klimaatregelingsdis-
play aan te raken.
SYNC : Raak SYNC op het klimaatre-
gelingsdisplay aan om alle klimaatzo-
ne-instellingen te koppelen aan de
bestuurdersinstellingen. Draai aan de
temperatuurknop voor de bestuurders-
zijde om de gesynchroniseerde tempe-
ratuur te wijzigen. Bij het aanpassen
van de passagiersinstellingen
verschijnt de knop SYNC wanneer de
temperaturen worden ontkoppeld.
Handmatige bediening
z 9
9 y
of
: U moet de ventila-
torknoppen op de middenconsole of
het klimaatregelingsdisplay indrukken
of aanraken om de ventilator sneller
of langzamer te laten draaien. Houd
de knoppen ingedrukt om de snelheid
sneller aan te passen. De instelling
voor de ventilatorsnelheid wordt
weergegeven. Bij het indrukken van
een van de knoppen annuleert u de
automatische ventilatorregeling,
waarna u de ventilator handmatig
kunt regelen. Druk op AUTO om terug
te keren naar automatische regeling.
Om de ventilator- en klimaatregeling