312
VERZORGING VAN DE AUTO
Sneeuwkettingen
Gebruik sneeuwkettingen alleen
wanneer het wettelijk is toegestaan en
wanneer het nodig is.
Voordat u de sneeuwkettingen
gebruikt, controleert u bij de banden-
fabrikant of de sneeuwkettingen
geschikt zijn voor de banden van de
auto. Volg de instructies van de
fabrikant.
Voorzichtig
Monteer geen kettingen op de
voorwielen.
Sneeuwkettingen zijn alleen toege-
staan op de achterbanden met de
bandenmaat P225/45R17, 255/35R18
of 255/35RF18.
Sneeuwkettingen zijn niet toegestaan
op banden met de bandenmaat 225/
40R18, 255/35ZR18 of 275/35ZR18.
Gebruik altijd kettingen met fijne
schakels waardoor het loopvlak en de
binnenkanten (inclusief het ketting-
slot) met niet meer dan 10 mm
toenemen.
Voorzichtig
Om schade aan de auto te
voorkomen, langzaam rijden, de
wielen niet laten doorslippen en de
kettingen opnieuw afstellen of
verwijderen wanneer ze contact
maken met de auto.
Rij langzaam en volg de instructies op
van de fabrikant van de sneeuwket-
tingen. Als de sneeuwkettingen in
contact komen met de auto, moet u
stoppen en ze opnieuw vastzetten. Als
het geluid daarna nog hoorbaar is,
minder dan snelheid tot het geluid
weg is.
Wanneer een band
leegloopt
Heeft de auto banden met noodloopei-
genschappen (runflat-banden), dan
hoeft u onderweg geen lekke band te
verwisselen. Zie Noodloopbanden
0 297.
Waarschuwing
Er zijn speciale gereedschappen en
procedures nodig bij onderhoud aan
een band met noodloopeigen-
schappen. Indien deze speciale
gereedschappen en procedures niet
worden toegepast, kan dit tot
verwonding of schade aan het
voertuig leiden. Zorg altijd dat de
juiste gereedschappen en proce-
dures, zoals beschreven in het servi-
cehandboek, worden gebruikt.