298
VERZORGING VAN DE AUTO
vervangen. Alle vervangende banden
moeten ook van het type met
noodloopeigenschappen zijn om deze
eigenschappen te behouden.
Bel de klantenservice om het dichtst-
bijzijnde servicepunt van GM of voor
run-flatbanden te vinden.
De ventielen van banden met
noodloopeigenschappen hebben
sensoren die onderdeel vormen van
TPMS. Zie Bandendrukcontrolesysteem
0 300. Deze sensoren bevatten batte-
rijen die onder normale rijomstandig-
heden 10 jaar meegaan. Raadpleeg uw
dealer voor vervanging van het wiel of
de sensor.
Voorzichtig
Bij gebruik van vloeibare afdicht-
middelen kunnen de ventielen en
de sensoren voor controle van de
bandenspanning in de banden met
noodloopeigenschappen beschadigd
raken. Deze schade wordt niet
gedekt door de autogarantie.
Voorzichtig
(Vervolg)
Gebruik geen vloeibare afdichtmid-
delen in banden met noodloopei-
genschappen.
Zomerbanden
Deze auto wordt eventueel geleverd
met High Performance zomerbanden.
Het profiel en rubbersamenstelling
van deze banden zijn afgestemd op
optimale prestaties op een droog of
nat wegdek. Dit speciale profiel en
deze rubbersamenstelling gaan ten
koste van de prestaties bij koud weer
en op ijs en sneeuw. Als de verwach-
ting bestaat dat u regelmatig bij
temperaturen onder circa 5 °C (40 °F)
of op beijzelde of besneeuwde wegen
rijdt, wordt geadviseerd om winter-
banden te monteren. Zie Winterbanden
0 296.
Voorzichtig
High performance zomerbanden
hebben een rubbersamenstelling die
bij een temperatuur van -7 °C
(20 °F) of lager zijn flexibiliteit
verliest, waardoor er scheuren aan
de oppervlakte van het profiel
kunnen ontstaan. Sla high perfor-
mance zomerbanden altijd binnen
op bij een temperatuur van -7 °C
(20 °F) of hoger, wanneer u ze niet
gebruikt. Als de banden aan -7 °C
(20 °F) of lager zijn blootgesteld,
warm ze dan 24 uur of langer op in
een verwarmde ruimte van ten
minste 5 °C (40 °F) voordat u ze
monteert of met een auto rijdt
waarop ze zijn gemonteerd.
Verwarm de banden niet en blaas
geen verwarmde lucht direct op de
banden. Inspecteer banden altijd
voor gebruik. Zie Banden controleren
0 305.