Rijregelsystemen
Tractieregeling/Elektroni-
sche stabiliteitsrege-
ling (ESC)
Werking van het systeem
De auto is uitgerust met een tractiere-
gelsysteem (TCS) en met StabiliTrak,
een elektronisch systeem voor stabili-
teitsregeling. Deze systemen helpen de
wielspin beperken en ondersteunen de
bestuurder om de controle over de
auto te handhaven, vooral als het
wegdek glad is.
TCS treedt in werking na constatering
dat een van de aangedreven wielen
begint te slippen of tractie verliest.
Wanneer dit gebeurt, remt TCS de
spinnende wielen en vermindert
motorvermogen om wielslip te
beperken.
StabiliTrak wordt geactiveerd wanneer
de auto een verschil detecteert tussen
de weg die u van plan was te nemen
en de richting die de auto in werkelijk-
heid uitrijdt. StabiliTrak past selectief
remdruk toe op elk van de remmen
van de auto om de bestuurder te
helpen de auto op het gewenste pad te
houden.
Als cruise control in werking is en het
TCS of StabiliTrak detecteren begin-
nende wielslip, schakelt cruise control
uit. Cruisecontrol kan dan weer
worden aangezet zodra de rijomstan-
digheden dit toelaten.
Beide systemen gaan automatisch aan
als de auto wordt gestart en wegrijdt.
Deze systemen zijn mogelijk voel- of
hoorbaar zodra deze ingrijpen of
terwijl diagnosefuncties worden uitge-
voerd. Dit is normaal en duidt niet op
een probleem met de auto.
Het is raadzaam om beide systemen
onder normale rijomstandigheden
ingeschakeld te laten. Als de auto vast
raakt in zand, modder, ijs of sneeuw
moet TCS soms worden uitgeschakeld.
Zie Als de auto vast is komen te zitten
0 192 en "Systemen aan- en uitzetten",
verderop in dit hoofdstuk.
RIJDEN EN BEDIENEN
Het controlelampje voor beide
systemen zit in de instrumentengroep.
Dit lampje zal:
Knipperen terwijl TCS de wielslip
beperkt.
Knipperen terwijl StabiliTrak actief
ingrijpt.
Gaan branden en aan blijven
wanneer één van deze systemen
niet werkt.
Als een van beide systemen niet
inschakelt of activeert, kan er een
melding op het Driver Information
Center (DIC) verschijnen;
op en blijft branden om de bestuurder
erop te wijzen dat het systeem niet
functioneert en geen ondersteuning
biedt om de auto onder controle te
houden. De auto blijft veilig om mee
te rijden maar de bestuurder moet zijn
rijstijl wel aanpassen.
213
licht dan