250
RIJDEN EN BEDIENEN
Volgafstand
Houd ten minste een tweemaal zo
grote afstand aan tussen u en uw
voorligger als wanneer u zonder
aanhanger zou rijden. Hiermee
voorkomt u situaties waarin u krachtig
moet remmen en plotseling moet
uitwijken.
Passeren
Bij het trekken van een aanhanger
heeft u een langere inhaalweg nodig.
De combinatie trekt niet zo snel op en
is langer, zodat u veel verder voorbij
de auto moet rijden die u inhaalt
voordat u kunt terugkeren naar uw
rijbaan.
Achteruitrijden
Houd de onderkant van het stuurwiel
vast met een hand. Om de aanhanger
naar links te bewegen, beweegt u die
hand naar links. Om de aanhanger
naar rechts te sturen, beweegt u uw
hand naar rechts. Rijd altijd langzaam
achteruit en vraag, zo mogelijk,
iemand buiten de auto u te helpen.
Bochten maken
Voorzichtig
Bij het maken van zeer scherpe
bochten met een aanhanger achter
de auto kan de aanhanger tegen de
auto aankomen. Hierdoor kan de
auto beschadigd worden.
Voorkomen scherpe bochten terwijl
u met een aanhanger rijdt.
Wanneer u een bocht maakt met een
aanhanger, moet u grotere bochten
maken dan normaal. U dient dit te
doen om te voorkomen dat aanhanger
niet in zachte bermen, bochten of
tegen verkeersborden, bomen of
andere objecten rijdt. Voorkom kramp-
achtige of plotseling manoeuvres. Geef
ruim op tijd richting aan.
Wanneer de richtingaanwijzerlamp
van de aanhanger doorgebrand is,
knipperen de pijlen op de instrumen-
tengroep nog steeds ter indicatie. Het
is belangrijk om zo nu en dan te
controleren of de lampen van de
aanhanger nog werken.
Rijden op hellingen
Verlaag uw snelheid en schakel naar
een lagere versnelling voordat u een
lange of steile helling afrijdt. Wanneer
niet wordt teruggeschakeld, raken de
remmen wellicht oververhit en werken
ze minder goed.
Auto's kunnen in stand D (Drive)
trekken. Schakel de transmissie naar
een lagere versnelling wanneer de
transmissie te vaak schakelt bij hoge
belastingen en/of heuvelachtige
omstandigheden.
Neem het volgende in acht wanneer u
met een aanhanger op grote hoogte
rijdt of een steile helling oprijdt: De
motorkoelvloeistof kookt bij lagere
temperaturen dan op normale
hoogten. Wanneer de motor meteen
wordt afgezet na het trekken op grote
hoogte op steile opwaartse hellingen,
kan de auto soortgelijke kenmerken
vertonen als bij een oververhitte
motor. Om dit te voorkomen, laat u de
motor een aantal minuten draaien
terwijl de auto geparkeerd staat, bij
voorkeur op een vlakke ondergrond,