Bij ingeschakelde motor geeft de
toerenteller het aantal omwentelingen
per minuut (rpm) van de motor aan.
De toerentelleraanduiding kan tijdens
de automatische stopmodus met
enkele honderden omwentelingen per
minuut variëren, wanneer de motor
uitschakelt en opnieuw start.
U kunt een stootje voelen terwijl de
transmissie bepaalt welk overbrenging
het meest energiezuinig is.
Voorzichtig
Als het toerental van de motor in
de gevarenzone aan het einde van
de toerenteller komt, kan de auto
beschadigd raken. Deze schade
wordt niet gedekt door de autoga-
rantie. Laat de motor niet lopen
met de toerenteller in de gevaren-
zone .
Brandstofmeter
Wanneer het contact is ingeschakeld,
geeft de brandstofmeter aan hoeveel
brandstof ongeveer nog in de tank zit.
Een pijltje bij de brandstofmeter geeft
aan aan welke kant van de auto de
tankvulklep zit.
Wanneer de meter aangeeft dat de
tank bijna leeg is, gaat het lampje
Laag brandstofpeil branden. Er is dan
nog wat brandstof over, maar er moet
wel snel worden bijgetankt.
INSTRUMENTEN EN KNOPPEN
Hieronder worden vier zaken toege-
licht waarover soms vragen worden
gesteld. Geen van deze zaken duidt op
een probleem met de brandstofmeter:
In het tankstation stopt de brand-
stofpomp voordat de meter op
vol staat .
Er moet iets meer of minder
brandstof worden bijgevuld dan de
meter aangaf . Bijvoorbeeld geeft
de meter aan dat de tank halfvol
was, maar voor voltanken was iets
meer of minder dan de tankinhoud
nodig.
De meter beweegt een stukje bij
het nemen van een bocht en
accelereren.
Het duurt enkele seconden voordat
de meter zich heeft gestabiliseerd
nadat het contact is aangezet, en
geeft weer leeg aan wanneer het
contact is afgezet.
131