162
VERLICHTING
Interieurverlichting
Instrumentenpaneelver-
lichting, regeling
De helderheid van de verlichting van
het instrumentenpaneel en van de
stuurbedieningsknoppen is bij te
stellen.
: Draai het duimwieltje omhoog of
omlaag om de verlichting helderder of
donkerder te zetten.
De helderheid van de displays wordt
automatisch afgestemd op de lichtom-
standigheden buiten. Met de regel-
knop voor de instrumentenverlichting
geeft u de laagste stand aan waarop
de displays automatisch worden
afgesteld.
Instapverlichting
De interieurverlichting schakelt in,
wanneer een portier wordt geopend en
de plafondverlichting in de stand
DOOR (portier) staat.
Plafondverlichting
De plafondverlichting zit in de
dakconsole.
Om de instellingen van de plafondver-
lichting te wijzigen drukt u op:
UIT : Schakel de lamp uit, zelfs als
een deur is geopend.
DEUR : De lamp gaat branden
wanneer een portier wordt geopend.
AAN : Schakel de lamp in.
Leeslampen
Er zijn leeslampen voorin en achterin.
Deze lampen gaan bij het openen van
een portier branden.
De leeslampen voorin bevinden zich in
de dakconsole.
Druk op
of
om de verlichting in
of uit te schakelen.