CONTROLESYSTEEM LAGE BANDENSPANNING (TPMS) (TYPE B, INDIEN VAN TOEPASSING)
(1) Waarschuwingslampje lage ban-
denspanning / Controlelampje
storing TPMS
(2) Waarschuwingslampje positie
lage bandenspanning (Getoond
op het LCD-scherm)
Controlesysteem lage
bandenspanning
Controleer iedere maand bij koude
banden of de bandenspanning van
alle banden, inclusief het reservewiel
(indien van toepassing), overeen-
komt met de aanbevolen spanning
op het voertuigplaatje of het banden-
spanningslabel. (Als de bandenmaat
van uw auto niet overeenkomt met
de bandenmaat op het voertuigplaat-
OGB064008/Q
je of het bandenspanningslabel,
dient u de juiste spanning voor deze
banden te bepalen.)
WAARSCHUWING
Een te hoge of een te lage ban-
denspanning reduceert de le-
vensduur van de banden, beïn-
vloedt de handling van de auto
in negatieve zin en kan tot on-
verwachte bandproblemen lei-
den, waardoor u de controle
OGB058067
over de auto kunt verliezen met
een ongeval tot gevolg.
Voor extra beveiliging is uw auto uit-
gerust met een controlesysteem lage
bandenspanning (TPMS) dat ervoor
zorgt dat een waarschuwingslampje
lage bandenspanning gaat branden
wanneer de bandenspanning van
een of meerdere band(en) aanmer-
kelijk te laag is. Wanneer het waar-
schuwingslampje lage bandenspan-
ning brandt, dient u de auto dus stil
te zetten, de banden zo snel moge-
lijk te controleren en ze op de juiste
spanning te brengen. Rijden op ban-
den waarvan de bandenspanning te
laag is, heeft oververhitte en moge-
lijk beschadigde banden tot gevolg.
Te lage bandenspanning levert een
hoger brandstofverbruik op, verkort
de levensduur van de banden en
heeft mogelijk invloed op de rijeigen-
schappen van de auto en de rem-
weg.
Het TPMS dient niet ter vervanging
van onderhoud van de banden te
worden gebruikt. Het is de verant-
woordelijkheid van de bestuurder dat
de banden op de juiste spanning
zijn, ook al is de bandenspanning
nog niet zo laag dat het waarschu-
wingslampje gaat branden.
6
6-31